kant op gekomen is; op de scheeps
huid en/of met ballastwater. Deze
soort is in Frankrijk in 1921 aan
getroffen en in 1968 voor het eerst
in ons land waargenomen in het
Veerse Meer. Hij komt in Zeeland
verder voor in het Goese Meer en
het Kanaal door Walcheren.
Bij het Sas van Goes werden
in 2000 enkele penseelkrab-
ben (Hemigrapsus penicillatus)
gevonden. Binnen een paar jaar
kwam deze soort algemeen in de
Zeeuwse wateren voor. Hij komt
oorspronkelijk uit het noordwesten
van de Stille Zuidzee en is in 1993
voor het eerst in Europa gevonden:
Vijf muitjes maken
een vuist
(C. Jacobusse).
ballastwater komen veel soorten
in de tanks terecht. In de volgende
haven wordt het ballastwater weer
naar buiten gepompt en op deze
wijze zijn al veel diersoorten over
de hele wereld verspreid geraakt.
Enkele voorbeelden
In 1874 werd een nieuwe krab-
bensoort (Pilumnus tridentatus)
beschreven, gevangen in de
Zuiderzee. De soort kwam alleen
voor in de Zuiderzee, dacht men. Pas
in 1949 bleek dat het gewoon een
Amerikaanse brakwatersoort is. Hoe
en wanneer de soort in de Zuiderzee
terechtgekomen is, is onbekend. Een
relatie met scheepvaart op Amerika
ligt voor de hand. Het krabbetje ver
dween uit de Zuiderzee toen dat het
zoete IJsselmeer werd. maar had zich
inmiddels in andere brakke wateren
gevestigd, zoals het Veerse Meer,
het Kanaal door Walcheren en de
Westerschelde bij Bath.
In 1929 werden in de kom van de
Oosterschelde levende muiltjes
of oesterslippers (Crepidula for-
nicata) gevonden. Ook dat is een
Amerikaanse soort, die eind negen
tiende eeuw met geïmporteerde
oesters in Engeland terecht kwam
en zich op eigen kracht verder in
Europa verspreidde. Het zijn slakken
met maar één, halve winding en een
schotje, waardoor een lege schelp
inderdaad een beetje op een muiltje
lijkt. De soort breidde zich geweldig
uit en komt tegenwoordig algemeen
in Zeeland voor.
Ook in 1929 werden in ons land
voor het eerst Chinese wolhand-
krabben (Eriocheir sinensis)
gevangen, in de Eems. Dat was
twaalf jaar nadat de eerste krab in
Duitsland was gevangen. De soort
heeft zich op eigen kracht over heel
Europa verspreid. De dieren leven
in zoet water, maar trekken voor de
voortplanting naar zee. De jonge
krabjes, die uit de larven ontstaan,
trekken weer naar het zoete water.
In Azië worden ze veel gegeten,
in ons land is er een bescheiden
handel in.
In 1960 werd in de kreek bij
Rammekens een eerste exemplaar
van de kruiskwal (Gonionemus
vertens) gevangen. Het is niet dui
delijk waar deze soort oorspron
kelijk vandaan komt. Het is een
kwalletje van maar een paar centi
meter groot, dat akelig kan steken.
Het komt vooral voor in stilstaand
zout water zoals het Veerse Meer,
de Grevelingen en het Goese
Meer; soms in grote aantallen.
Zwemmen wordt dan ontraden.
Waarschijnlijk is de soort met bal
lastwater bij ons terechtgekomen.
Wie over de stationsbrug in
Middelburg loopt, ziet dat de palen
in het water wel een vijftig centi
meter dikke korst hebben. Het zijn
de kalkbuisjes van de tronrpetko-
kerworm (Mercierella enigmatica).
Het is een brakwatersoort van het
zuidwesten van de Stille Oceaan,
die ongetwijfeld met schepen deze
ZeeuwsLandschap 5