Een rif van Japanse oesters (C. Jacobusse). tussen het aangroeisel van een schip in Duitsland. Een nauw verwante soort, de blaasjeskrab (Hemigrapsus sanguineus), komt ook uit de Stille Zuidzee en is voor het eerst in 1999 in ons land (bij de Schelphoek) gevonden. De blaasjeskrab is iets groter dan de perseelkrab en heeft zich al op veel plaatsen in Zeeland gevestigd. Beide soorten zijn concurrenten van de inheemse strandkrab; ze zijn wat sneller en eten hetzelfde voedsel, inclusief kleine strand- krabbetjes. De strandkrab neemt hierdoor in aantal af. De bekendste exoot De ingrijpendste verandering in de Zeeuwse wateren is het gevolg van de vestiging van de Japanse oester (Crassostrea gigas), ook wel Portugese oester of creuse genoemd. Het is onbekend wan neer deze soort in Europa terecht kwam; aan het begin van de 19e eeuw kwamen deze oesters in elk geval al in Portugal voor. Vermoedelijk zijn ze via een scheepshuid vanuit Azië (Taiwan, Japan) daar terecht gekomen. Ze deden het daar goed en omdat ze zo snel groeiden zijn ze naar veel oesterkwekerijen elders in Europa vervoerd, waaronder Yerseke. Ze plantten zich toen niet of nauwe lijks bij ons voort. Na de strenge winter van 1962- 1963 waren vrijwel alle platte Zeeuwse oesters (Ostrea edulis) doodgevroren. Veel oesterkwe kers stopten omdat het niet meer loonde opnieuw oesters te gaan kweken met de afsluiting van de Oosterschelde in het vooruitzicht. Omdat ze zo snel groeiden, impor teerden overgebleven kwekers uit Portugal. Frankrijk en later uit Japan kleine creuses. De afsluiting van de Oosterschelde ging niet door en de oesters bleven. In de warme zomers van 1975 en 1976 hebben de creuses zich voor het eerst voortgeplant. Dat zijn ze daarna blijven doen en nu zijn deze oesters een ware plaag. Ze komen in ongelooflijke aantallen voor in alle Zeeuwse wateren, langs de Hollandse kust en ook in de Waddenzee, waar ze leven van plankton dat ze uit het water filte ren. Ze zijn daarmee concurrenten van mosselen en kokkels. Er lijkt een verband met het feit dat de kokkelhoeveelheden afnemen en de mosselen minder snel groeien en een lager visgewicht hebben. Ook concurreren ze om vestigings plaatsen. Waar creuses groeien, groeien geen mosselen en op creuses vestigen zich geen wieren of andere organismen; ze zijn ver rassend schoon. En vlijmscherp; veel recreanten hebben zich er al aan gesneden. Creuses groeien niet alleen op stenen van de dijken, maar ook op zachte bodems, waar ze grote banken kunnen vormen. Juist daar kwamen kokkels, zee- pieren en andere wadsoorten voor die het menu vormden voor wadvo gels. Doordat de zachte bodems nu vol creuses liggen, kunnen minder wadvogels er hun voedsel vinden. Een diersoort die wel profiteert van de creuse is de kreeft. In zijn kwetsbaarste periode, als de jonge dieren hooguit een paar centimeter groot zijn, leven ze diep verscholen tussen de oesters. Hun overlevingskansen zijn daardoor veel groter met als gevolg dat de kreeft het in de Oosterschelde en Grevelingen nu goed doet. Wat was, komt nooit meer terug Wat is er allemaal gebeurd in Kattendijke en op andere plaatsen in Zeeland? Er zijn veel nieuwe soorten bijgekomen en die hebben het bestaande ecosysteem ingrij pend gewijzigd. De Japanse oester spant wat dat betreft de kroon. En dat terwijl de Oosterschelde al onder druk stond doordat er geen zoet voedselrijk water meer van uit de grote rivieren instroomde. Bovendien zijn er andere stenen in de glooiingen gebruikt, waarop de grote bruinwieren zich minder goed kunnen vestigen. Ruilverkavelingen hebben Zeeland boven water aanzienlijk veranderd. Ongemerkt is Zeeland onder water misschien nog wel meer veranderd. De glooiing bij Kattendijke uit 1962 is voltooid verleden tijd. de heer drs. G. R. Heerebout studeer de biologie en schrijft artikelen over diverse biologische onderwerpen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2009 | | pagina 6