Kolganzen verblijven
's winters in grote aantal
len in het N2000-gebied
Yerseke- en Kapelse Moer.
(C. Jacobusse)
aangewezen. Zijn dat in de ons
omringende landen onder andere
berg-, bos- of beekgebieden. voor
Zeeland zijn het vooral weidse
moeras- en watergebieden die
het grootschalige deltagebied
kenmerken. Hieronder vallen de
Voordelta, alle deltawateren, inclu
sief aangrenzende natuurgebieden,
de Yerseke- en Kapelse Moer,
en een drietal kreekgebieden in
Zeeuws-Vlaanderen. Ten tweede
zijn onze Zeeuwse duingebie
den naar Europese maatstaven
zeer bijzonder. Vandaar ook de
Natura2000-aanwijzingen voor de
Kop van Schouwen, de Manteling
van Walcheren en het Zwin met
aangrenzende duinpoldertjes. Met
ongeveer 20% van het oppervlak
van alle 27 EU-landen is het
Natura2000-netwerk het groot
ste aaneengesloten netwerk van
beschermde natuurgebieden ter
wereld.
De instandhouding van een
robuust, samenhangend natuur-
netwerk is de kern van de
Natura2000-regelgeving. Het biedt
organismen de mogelijkheid te
migreren en leidt daarmee tot uit
wisseling tussen natuurgebieden
die voor het behoud van veel soor
ten essentieel is. Door de omvang
van het netwerk is de migratie ook
op grote schaal veiliggesteld.
Om die reden is één van de
regels dat aantasting van een
Natura2000-gebied door een grote
ruimtelijke ingreep, zoals bijvoor
beeld de aanleg van de Tweede
Maasvlakte, gecompenseerd moet
worden met natuurmaatregelen in,
of direct grenzend aan het gebied
in kwestie. Het ontstane 'gat' in
het netwerk moet ter plaatse gere
pareerd worden.
Loslaten van deze koppeling, zoals
in Zeeland geopperd werd en wordt
om het verplichte natuurherstel in
de Westerschelde elders in de pro
vincie uit te voeren, leidt binnen
de kortste keren tot erosie van het
Natura2000-netwerk. De Europese
Commissie ziet daarom streng toe
op het naleven van deze regel om
precedentwerking te voorkomen,
want ook in andere EU-landen
roepen natuurherstelmaatregelen
soms maatschappelijke weerstand
op. En ook daar klinkt de roep om
alternatieve invulling, waarbij niet
het natuurbelang maar het mense
lijk belang de prioriteit geniet.
Instandhoudingsdoelen
De Europese Natura2000-regels
zijn wat strikter dan onze oor
spronkelijke Nederlandse groene
wetgeving. De enorme aandacht
voor uitspraken van de Raad van
State over Natura2000-gebieden
in de afgelopen jaren, illustreert
de verandering t.o.v. het verleden,
waarin de natuur minder bescher
ming genoot.
Eén van de bijzonderheden van de
Natura2000-uitgangspunten is dat
het nogal weidse begrip 'behoud
van natuurwaarden' per gebied
concreet is uitgewerkt in een reeks
nader beschreven natuurtypen, for
meel aangeduid als habitattypen,
en een reeks bijzondere planten- en
diersoorten. Per Natura2000-
gebied wordt aangegeven welke
soorten en habitattypen op
Europese schaal het meest kenmer
kend en waardevol zijn, en daarom
behouden of versterkt dienen te
worden. Deze opsomming wordt
aangeduid als de instandhoudings
doelen van dat gebied.
Zo vormen voor het Natura2000-
gebied de Manteling van
Walcheren zowel het habitattype
'vochtige duinvalleien', als het
habitattype 'droge duinbossen'
een instandhoudingsdoel. In de
Voordelta gelden voor ondermeer
de soorten 'gewone zeehond' en
'zwarte zee-eend' instandhoudings
doelen.
Een tweede kenmerk van het
Natura2000-beleid is dat de
omvang van de instandhoudings
doelen in het beheerplan zo con
creet mogelijk aangeduid zal wor
den. Zo mag in de Manteling van
Walcheren gedurende de beheer-
planperiode de totale oppervlakte
'vochtige duinvallei' niet afnemen
en moeten er in de Voordelta
gedurende de wintermaanden
gemiddeld minimaal 9700 zwarte
zee-eenden aanwezig zijn.
Het kwantificeren van de instand
houdingsdoelen per Natura2000-
gebied geeft de uitvoerder van
de Natuurbeschermingswet 1998
ten eerste de mogelijkheid het
natuurbeheer strak aan te sturen.
Gedeputeerde Staten zal er voor
ZeeuwsLandschap 13