plantenpopulatie te krijgen. Voor vol
wassen grutto's is dat negatief, maar
voor jonge grutto's niet. De (dunne)
grasmat bevat namelijk veel kruiden
die insecten aantrekken en dat is
weer uitstekend kuikenvoer. Kortom,
het is niet eenvoudig een optimaal
beheer voor grutto's te definiëren.
Zeeuws onderzoek
Al met al reden voor Zeeuws
onderzoek. Dat kon met geld van
het Ministerie van LNV dat via
de provincie Zeeland beschik
baar kwam. De terreinbeherende
organisaties, Staatsbosbeheer,
Natuurmonumenten en Het Zeeuwse
Landschap stelden gezamenlijk
plannen op en de samenwerking
met boeren werd geregeld via de
Stichting Landschapsbeheer Zeeland
(SLZ). De opzet en coördinatie van
het onderzoek werd verzorgd door
bureau Habitat-Advies van Rienk
Geene. In aanvulling op het onder
zoek zijn ook enkele maatregelen
getroffen, zoals het graven van
drinkputten, het maaien van ruigte
en het lokaal verhogen van de water
stand.
Hoeveel en waar?
In Zeeland broeden niet zo veel
van de vele tienduizenden paren
Nederlandse grutto's. Door SOVON
wordt de Zeeuwse populatie geschat
op 750 tot 790 paar, maar dat aantal
lijkt ons fors overschat. Jan-Willem
Vergeer van SOVON heeft een
matrix met alle bekende tellingen
beschikbaar gesteld. Een goede
telling van alle Zeeuwse grutto's
ontbreekt; alleen voor Zeeuws-
Vlaanderen weten we het wel precies,
namelijk minstens 176 paar. Zelfs
als we alle ooit getelde maxima aan
houden, komen we in heel Zeeland
niet ver boven de 525 paar. Op
basis van de verschillende tellingen
door de jaren heen, lijkt het aantal
grutto's in Zeeland wel toegenomen
sinds 1980. Dat is tegenstrijdig aan
de aantalsontwikkeling in de rest
van Nederland, maar komt overeen
met de Vlaamse ontwikkeling. Van
de Zeeuwse grutto's broedt meer dan
90% in natuurgebieden. De belang
rijkste gebieden voor grutto's zijn,
van noord naar zuid:
1Het Prunjegebied en plan
Tureluur op Schouwen
(inclusief Pikgat)
2) De Scherpenissepolder
op Tholen
3) De Yerseke en Kapelse Moer
op Zuid-Beveland
4) Het ganzenreservaat De Poel
op Zuid-Beveland
5) Sint Laurens' Weihoek
op Walcheren
6) De Sophiaspolder
in West-Zeeuws-Vlaanderen
7) De Putting in
Oost-Zeeuws-Vlaanderen
8) Braakman-Zuid
in Midden-Zeeuws-Vlaanderen
9) Het Groote Eiland
in Oost-Zeeuws-Vlaanderen
Voedselbeschikbaarheid
In 2008 is het aantal regenwormen
in representatieve proefvlakken
geteld. Er bleken flinke verschillen
per gebied te bestaan. In de meeste
gebieden was de voedselhoeveel-
heid toereikend, behalve in delen
van de Yerseke en Kapelse Moer.
Het Zeeuwse Landschap heeft
daarom in 2009 bemestingsproeven
met ruige stalmest uitgevoerd. De
respons hierop van het bodemleven
is bestudeerd. Er bleek inderdaad
een effect, want al zes weken na het
uitrijden van ruige stalmest was de
biomassa in de bodem groter dan in
de referentiestroken. Volgend jaar
zal ook het aantal grutto's geteld
worden dat op de betreffende delen
foerageert. Toekomstig onderzoek
moet uitwijzen hoe duurzaam deze
veranderingen zijn en of ze ook
leiden tot blijvend hogere aantallen
foeragerende grutto's.
Er is ook gekeken naar insecten,
het belangrijkste kuikenvoed-
sel. Hiervoor zijn gele plakstrips
gebruikt die 72 uur in het veld zijn
gehangen. Er was onderscheid in
afgedekte en vrijhangende plak
strips. Deze methode leverde meteen
een leuk resultaat op. De locatie met
de meeste grutto's in Sint Laurens'
Weihoek, bleek veel rijker aan insec
ten dan wat verderop waar het maai
veld verlaagd is en de vegetatie vroeg
in het voorjaar vrij kaal is. Tevens
bleek uit deze proef dat het overgrote
deel van de insecten niet uit de gras
mat komt. maar van elders aanvliegt.
Het betrof voornamelijk langpootvlie-
gen, waarvan de larven in het water
of de modder leven.
De grutto: nog steeds
Nederlands weidevogel
nummer één. (c. Jacobusse)
Een verse plakstrip in het
gras en dezelfde strip na
drie dagen. <m. Geene)
ZeeuwsLandschap 5