zag pas op 13 mei de eerste vissende dwergsterns. Een jaar eerder was dat nog 23 april en in 2007 turfde ik 2 mei. De foerageeractiviteit, uitge drukt als duikfrequentie (het aantal duiken per 100 seconden zoeken) liep volgens de boekjes op. Op 13 mei telde ik 0.6 duiken per 100 seconden, op 15 mei 1.5, op 16 mei 3.4 en op 17 mei 6.7. In vier dagen tijd dus een verelfvoudiging. Op 13 mei zag ik enkele koppels korte tijd 'househun- ten', twee dagen later twaalf koppels en de dagen daarna steeds meer. Het gebeurt steeds in de periode van een paar uur rond hoogwater. Op 20 mei zijn er vier koppels die het grootste deel van de dag een plekje bezet hou den en dus in de eilegfase verkeren. De aankomst van de zandspiering lijkt de trigger te vormen in de broedcyclus van de dwergsterns. Komt de zandspiering te laat, dan trekken veel dwergsterns door naar andere broedgebieden langs de Noordzee. Zo zag ik eind april van dit jaar zon zestig dwergsterns, klaar voor het nieuwe seizoen. Maar er was geen zandspiering. Tussen 2 en 11 mei zag ik vervolgens slechts gemiddeld 6 exemplaren. De rest was kennelijk betere oorden gaan zoeken. Als de jaarklasse van de zandspiering te klein is, is er ook een probleem, want dan krijgen de dwergsterns minder voedsel binnen, bouwen minder vetgewicht op en produceren een lichter legsel. Als de zandspiering eenmaal het estuarium opgezwommen is, wil dat nog niet zeggen dat hij ook te vangen is. Met harde wind en sterke stroom doet het visje z'n naam eer aan en graaft zich in. De vis is er wel, maar blijft buiten het beeld van de sterns. Dit jaar gebeurde dat vanaf 22 mei. De duikfrequentie nam ineens sterk af en meteen waren de 'househunters' vertrokken. Het aantal broedparen stabiliseerde. Zelfs de al broedende vogels kregen het heel moeilijk. Je zag ze alle hoeken en inhammen van de dijk tevergeefs afspeuren. Minutenlange zoektochten langs plaatranden en over ondergelopen slikken leverden weinig succes op. Het bleef daarbij ook nog eens koud en dan hebben ze juist voor eigen onderhoud meer eten nodig. De één na de ander liet noodgedwongen het legsel achter. Op 30 mei hadden al 8 van de oorspronkelijke 26 broeders Een broedende dwergstern. (C. Jacobusse) Nesten van dwergsterns kunnen zowel in het kale zand als op schelpenbanken liggen. In beide gevallen zijn ze bijzonder goed gecamoufleerd. (C. Jacobusse)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2010 | | pagina 5