a Een dwergsternkuiken. Zolang het zich niet beweegt is het tamelijk veilig voor predatoren. (c. Jacobusse) er de brui aan gegeven. Om twaalf over vijf van de 31e mei werden de volhouders door een hoge vloed uit hun lijden verlost. De eerste broed- poging was gecrasht. Hoofdgerecht te laat Op 19 mei. de wind uit het noord westen kracht vier, de temperatuur 17 °C, volg ik een mannetje dwerg stern. Hij zoekt en duikt 26 keer, vangt een onbekend aantal zandspie- ringen. eet ze zelf op en brengt de laatste na 8 minuten en 12 seconden bij het wachtende vrouwtje. Als dit koppel met deze voedselbeschik- baarheid een gezin moet opvoeden, komt het tijd tekort. De zegen moet op zo'n moment komen van scholen kleine haring, sprot en spiering. Meer prooisoorten verhogen het jachtsucces, maar deze rondvissoor- ten hebben nog een groot pluspunt: ze zijn vetter! En in combinatie met de betere zichtbaarheid is dat grote winst. Maar niet zelden duurt dat nog tot begin juni voordat deze soorten het estuarium opzwemmen. Vanaf 2006 is de vroegste aankomst op 23 mei waargenomen (in 2007) en de laatste op 8 juni (in 2006). Dit jaar kon de vlag uit op 5 juni, hoe wel..., de aanvoer was te onregelma tig om nog een succesvol slot aan het broedseizoen te geven. Het effect op het broedsucces van de dwergsterns is helder: in de jaren dat de haring vroeg het estuarium opzwemt, zijn de legsels groter en zwaarder. In 2007, het jaar met de vroege aankomst van haring, had driekwart van de ruim 200 broe dende dwergsterns op 30 mei al een volledig Iegsel met een gemiddeld aantal van 2.8 ei per legsel, wat uitzonderlijk hoog is. Overigens is de rol van zandspiering niet uitge speeld als de haring is gearriveerd, want zodra de kuikens geboren worden, krijgen ze de eerste dagen zandspiering gevoerd. Vanaf dat moment is het echt bittere nood zaak, dat de vettere rondvissoorten in het estuarium te vinden zijn. De oudervogels, vooral het mannetje, draagt zorg voor de fourage. Ze moeten nu zo vaak heen en weer vliegen met de piepkleine zand spiering - ongeveer 10 keer per uur - dat ze voor hun eigen onderhoud zijn aangewezen op grotere prooien om niet te veel tijd te verliezen. Het is maatwerk. En dat is ook de spagaat waarin ze verkeren: steeds onder wisselende omstandigheden voldoende voedsel vinden voor de kuikens en voor zichzelf en intussen natuurlijk ook de partner nog op tijd aflossen. Het seizoen 2010 was een complete mislukking voor de dwergsterns van de Westerschelde. de tweede op rij. Dat is inherent aan de over levingsstrategie van de soort. Ze zoeken een nestplaats op waar de vis talrijk is en ze hebben succes als de vis talrijk blijft. In het hele ver spreidingsgebied zijn er altijd wel een paar van deze plekken te vinden en daar teert de populatie op. Denkbare gedragsverklaring Dwergsterns zijn als geen andere vogelsoort aangepast aan het gril lige milieu van onze delta. Hun gedrag is cryptisch en hun nest plaatsen zijn zo goed als onbereik baar. Een koloniebroeder met een onzichtbaar gedragsrepertoire en nestelend op nagenoeg onbereik bare plaatsen hoeft zich ook niet te kunnen verdedigen. Fysieke verde diging is dan ook een eigenschap, die dwergsterns vreemd lijkt. Ze missen de individuele weerbaarheid van visdieven en noordse sterns of de afschrikking van de massa zoals bij grote sterns. Meer dan andere soorten selecteren dwergsterns hun nestplaatsen op isolement. Succesvolle broedplaatsen lig gen afgelegen, op plaatsen waar weinig gebeurt. En dat moet ook. Ze hebben hun 'handen' meer dan vol aan de strijd met de elementen en hebben alle tijd en vindingrijk heid nodig voor het verzamelen van voedsel. Verstoring leidt alleen maar tot energieverlies en dat moet weer met extra eten gecompenseerd worden, plus dat de kuikens als natuurlijke reactie gaan lopen. En dat is het enige moment dat ze hun onopvallendheid verliezen en met een kwetsbaar worden voor preda toren. Want vliegende kapers zijn er altijd aan de kust. R. Beijersbergen is stafmedewerker projecten van Stichting Het Zeeuwse Landschap Zeeuws Landschap

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2010 | | pagina 6