ologisch onderzoek leverde ook het onderhavige onderzoek weer nieuwe informatie op die de historie verder inkleuren. In beide plangebieden werd in de gegraven proefsleuven de ligging en de doorsnede van de ravelijngracht uit 1621 goed herkend (een ravelijn gracht ligt aan de binnenkant van een bolwerk, tussen een ravelijn en de buitenwal). In beide plangebie den bleek de maximale breedte van de gracht bovenaan 19 m te zijn geweest. Zo weten we nu precies waar, in welk profiel, en hoe diep, ca 1 m, de grachten aangelegd moeten worden. Getij in de stad De ravelijngrachten zijn in de loop van de tijd door een natuurlijk sedi mentatieproces langzaam opgevuld geraakt met klei. Frappant is dat in deze klei veel zoutwaterschelpen, kokkels en strandgapers, zijn aan getroffen. Deze schelpen liggen niet onregelmatig verspreid, maar staan nog als kokkelbanken in de leef- stand. Dit betekent dus dat in de 17e eeuw deze verdedigingsgrachten via de havengeul van Aardenburg onder hevig waren aan getijdenwerking. Voor een goed florerend kokkelbe stand, waarvoor telkens zuurstof- en planktonrijk zeewater noodzakelijk is, moet hier toch sprake geweest zijn van een getijslag van meerdere decimeters, en een redelijke door stroming. Dat men in het 17e eeuwse Aardenburg koos voor grachten in open verbinding met de Schelde, in plaats van grachten met stilstaand water voorzien van afdammingen en sluizen, kan een bewuste keuze geweest zijn. Zo was de waterkwali teit, met het toenmalige open rioolsy steem, altijd goed. En men kon vlak bij de stad gemakkelijk vissen en schelpdieren vangen, c.q. verzame len. Bovendien, zout getijdenwater bevriest niet snel. Hierdoor bleef ook in de winter zo'n gracht een lastig te nemen hindernis. In beide plangebieden zijn in de proefsleuven vondsten aangetroffen uit zowel de Nieuwe Tijd (vanaf de 17e eeuw), de Late Middeleeuwen (13e en 14e eeuw), als de Romeinse tijd (2e en 3e eeuw), onder andere fragmenten aardewerk, munten, stukjes dakpan of baksteen, en leer van schoenzolen. Wat betreft de Nieuwe Tijd ging het in het plange bied Noord om ook vondsten uit de Tweede Wereldoorlog; resten van handgeschut en bommen, inclusief de in het veld nog herkenbare bom- kraters. De Wallen van Aardenburg, met op de achtergrond de Maria Hemelvaartkerk. (F. Schenk) Een proefsleuf voor arche ologisch onderzoek in het plangebied Oost. Op de voor grond een proefgat bij een 13e eeuwse paalkuil; zie voor detailfoto p. 6. (F. Schenk) t De dwarsdoorsnede van de dichtgeslibde 17e eeuwse ravelijngracht in plangebied Oost. De onderste grondlaag op de dwarsdoorsnede is Pleistoceen dekzand. (F. schenk) Zeeuws Landschap

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2010 | | pagina 5