m m 'W" ,*m risk*?' '38 %^riiBi^# m. *3 naoorlogse herverkaveling was hun natuurlijke oorsprong op veel plaat sen nog goed herkenbaar aan hun kronkelige beloop. In feite kent Walcheren vanouds drie soorten waterlopen, want naast de mensgemaakte watergangen en sloten (of'duiven') zijn er ook nog sprinken (of'sprienken'). Die lijken in een aantal gevallen wél een natuurlijke oorsprong te hebben. Ook Ghijsens Woordenboek der Zeeuwse Dialecten is die opvatting toegedaan en karakteriseert de sprinken op Walcheren als zoetwa terlopen. Verwarrend genoeg echter worden de sprinken ook wel sprink- watergangen of hulp watergangen genoemd. Uit alles blijkt dat men het niet zo nauw nam met de naam geving; zo is er bijvoorbeeld afwis selend sprake van de Westkappelse sprink en de Westkappelse water gang voor een en hetzelfde water. Na 1500 focus op onderhoud De meeste Walcherse watergan gen lagen er dus tenminste al in het begin van de vijftiende eeuw. Nadien zijn er nog wel enkele nieuw aangelegd en is men tot vandaag bezig gebleven om hun loop te verleggen, meer geschikt te maken voor hun primaire doel: de ontwate ring. En dat was hard nodig, want echt efficiënt en gestroomlijnd was de route van poel tot sluis niet. De auteur van de Walchersche Arkadia typeerde de watergangen in de achttiende eeuw als 'eng' en 'krom- bogtig'. En Andries Schraver, onder meer adjunct-inspecteur van de zee- werken, heeft het in 1801 over de vele 'bogten, slingeringen, hoeken, en kruissingen' in het watergangennet werk, en telde alleen al op het traject Westkapelle-Middelburg tenminste 'honderd kromten'. Slechts bij uit zondering horen we van de aanleg van een (nieuwe) watergang. Zo is in 1483 sprake van de nieuwe vaart tussen Vlissingen en Middelburg. En in 1565 wordt melding gemaakt van de aanleg van de 'nyeuwe geconci pieerde vaert oft waterganck' tussen Middelburg en Zoutelande. Transportaders Naast hun primaire doel dienden de watergangen ook al heel vroeg nog een ander doel, en ook dat vereiste permanent aanpassing en onderhoud. Al bijna is tegenwoor dig vergeten dat de watergangen ook fungeerden als transportwegen, vooral in het winterseizoen. Mede ten gevolge van de gebrekkige ont watering stonden dan grote delen van het eiland inclusief veel wegen onder water. Vervoer per schuit, over de watergangen, bood dan een goed alternatief voor transport per as. Vrijwel elk dorp kende een schuitvlot, een aanlegsteiger waar a De Veerse Watergang bij Schellach. Het water slingert door het land en de akkers zijn door brede rietkragen van het water gescheiden. (C. Jacobusse) Strakke watergang nabij Sint Laurens. De weide en de akker grenzen direct aan het water. (C. Jacobusse) t Bij het reservaat Oude Veerseweg is de waterloop aan één zijde verbreed. Er is zo meer ruimte voor water berging en natuur, (c. jacobusse) sSst Zeeuws Landschap

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2011 | | pagina 13