Zeeuwse Stikjes
De fragiele bloemen van de
aardaker. <c. Jacobusse)
Aardakers
Wie eet er wel eens aardakers, of
laten we bescheidener zijn: wie kent
ze? Schorseneren kennen mensen nog
wel als 'vergeten groente'. Vergeten
is hij niet overal, want in het bejaar
denhuis Vremdike in Hoek eet men ze
nog regelmatig. Ze zijn gezond voor
suikerpatiënten, omdat ze insuline
bevatten. Besprenkelen met karwij
schijnt te helpen tegen winderigheid.
In dezelfde categorie valt groene pasti-
naak, die ook af en toe nog in Zeeuws-
Vlaanderen wordt gegeten, zij het
minder dan in Vlaanderen.
Maar aardaker? Het zijn planten met
zaadjes zo groot als mosterdzaad. Ik
hoorde er voor het eerst over in mijn
prille jeugd. Het was voor de tweede
wereldoorlog, dat ik als zesjarige
jongen mocht logeren bij oma. Eén
dag slechts, maar die dag heeft de inte
resse in wilde planten en hun gebruik
gewekt. Mijn oma nam me mee naar
de groentetuin. Ze zei: 'Broer, die
oranje bolletjes daar, dat zijn arons
kelken, die zien er erg lekker uit maar
zijn zeer giftig. Als je er van eet ga je
dood.' Nou, dat maakt indruk als je
zes jaar oud bent. 'Maar', aldus oma,
'we kunnen niet zonder, want als we de
besjes trekken op plantaardige olie, is
dat geneesmiddel voor winterhanden'.
In de tuin bleken ook zomerkrokus-
sen (herfsttijloos) te staan. Die waren
volgens oma nóg giftiger dan de
aronskelken. 'Ze zitten vol arsenicum,
en we maken er poeder van voor de
bestrijding van luizen en vlooien',
aldus oma. Er was een groene plant
met gele bloempjes, boerenwormkruid,
waarmee je schapenwol kon verven,
maar waarvan je de jonge bladeren
ook kon bakken in de koekenpan
samen met een paar eieren. 'Deze plant
wordt ook gebruikt voor het afdrijven
van lintwormen zei oma, maar als je er
teveel van gebruikt word je blind.' Als
kind durfde ik niet te vragen waarom
opa blind was. Pas aan het eind van de
rondgang betraden we voor mij bekend
terrein en rooiden een paar bossen
aardappelen.
Tijdens het schillen van de aardappe
len, vertelde oma me over de aardaker.
'Toen ik zo jong was als jij, waren er
geen aardappelen, want daar zat het
kwaad in. Wij aten vooral brood. Af en
toe kochten we rijst voor op zondag.
We waren gewend producten van de
boerderij te eten. Veel boeren uit de
omgeving zaaiden rode erwtjes (aar
dakers). Ze waren lekker maar gaven
geen opbrengst. Ook vader zaaide
elk jaar één gemet 44 aren) rode
erwten, meest voor eigen gebruik. We
aten de knolletjes. Doorgaans waren zij
het eerste jaar zo groot als knikkers en
het tweedejaar als bolleketten. Soms
moest je wel een uur rapen voor je een
emmer vol had.'
In de polders van Zeeuws-Vlaanderen
werden veel aardakers geteeld. Tot op
het laatst van de vorige eeuw kon me
ze rijkelijk zien bloeien op de velden en
in de bermen, behalve in de polders die
na 1890 zijn ingedijkt. In deze jonge
polders werden geen aardakers meer
verbouwd. Rond 1850 raakten aardap
pelen in Europa meer en meer besmet
met de schimmelziekte Phytophthora
(het kwaad) en het duurde tot ongeveer
1890 voordat men een middel had
gevonden dat de schimmelziekte kon
20 Zeeuws Landschap