Broedvogelmeldingen uit de landschapstuin <V si'ti i Roerdomp (E. Speksnijder) Winterkoninkje of Duumpje (C. Jacobusse) Waterral (C. Jacobusse) De lijst waargenomen broedvogels in de landschapstuin in 2010 is weer langer dan eerdere lijsten en bevat bovendien enkele verrassingen. Zo zagen we in het najaar voor het eerst pestvogels. Ze deden zich tegoed aan duindoombessen. Tijdens de vroege vorstperiode met het flinke pak sneeuw, kregen we bezoek van een roerdomp, een grote zilverrei ger, een grote zaagbek, krakeenden en appelvinken. Stuk voor stuk redelijke zeldzaamheden in deze omgeving. Hoewel we blij zijn met deze onverwach te gasten richten we ons toch vooral op onze eigen vaste en soms ook zeldzame broedvogels. Het afgelopen jaar hebben we voor het eerst volgens standaard methodieken de broedvogels van de landschapstuin (en omliggende gracht) in kaart gebracht. Zodoende hebben we een scherp beeld van wat er in 2010 aan broedvogels in de tuin zat. In totaal zijn 145 verschillende territoria geïdentificeerd. De meest getelde vogel was de merel met 10 territoria, gevolgd door de kleine karekiet met 9 territoria. De merel is een typische tuinvogel, terwijl de kleine karekiet als echte rietvogel, alleen in het riet en struweel langs de gracht gezien en gehoord wordt. Om een kleine karekiet kun je in het broedseizoen niet heen. Non stop roept dit dier zijn eigen naam, wat ons in staat stelt hun exacte aantal eenvou dig te bepalen. Een grachtbewoner die wat minder opvallend aanwezig is en hierdoor sneller gemist en onderteld wordt, is de waterral. Overdag zwijgt hij meestal en verstopt zich tussen de lisdoddestengels. Vaak klinkt pas aan het eind van een dag voor het eerst zijn kenmerkende roep, die wel wat weg heeft van een gillend speenvarken, afgewisseld met zware kreungeluiden. Het precieze aantal waterralterritoria weten we niet, omdat we alleen overdag geteld hebben, maar in ieder geval zit er in de gracht direct achter het museum minstens één exemplaar. De pronkstukken uit onze tuin zijn grauwe vliegenvanger (3 paar), kneu 1 paar), spotvogel (1 paar) en zomertortel 1 paar). Allemaal rode lijstsoorten, omdat hun aantallen in Nederland sterk teruglopen en waar we dus best een beetje trots op zijn. Een superwaameming was een grauwe vliegenvanger en winterkoning gelijk ujdig hun jongen te zien voeren op het schuurdakje. Hierbij viel op dat de grauwe vliegenvanger in de directe buurt van zijn jongen jaagt (in dit geval boven de bloeiende kaardenbollen) en na het bemachtigen van een lekker insect, deze gelijk aan zijn jongen voert, terwijl de winterkoning (vaak buiten zicht) meerdere kleine prooien (spin netjes en insecten) verzamelt, voordat hij deze naar zijn bedelende jongen brengt. De ruimte ontbreekt om andere leuke soorten in de tuin, zoals putter, groen ling (beide 7 territoria), braamsluiper e.a. te beschrijven. Geïnteresseerden raad ik aan dit vooijaar eens een 'vroege vogelwandeling' met collega Jan Tuin te maken. Erik Speksnijder, beheerder landschaps tuin en medewerker afdeling ecologie

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2011 | | pagina 27