Kostbare landbouwgrond
De vierde mythe is dat het land
bouwareaal achteruitholt door de
natuurontwikkeling. Dat valt niet
te staven met getallen. Integendeel.
Volgens het Centraal Bureau voor
de statistiek had in 2006 van het
droge Nederlandse oppervlak 68%
een agrarische bestemming en in
Zeeland zelfs 78%. Tien jaar eerder
waren de percentages respectievelijk
70% en 79%. De achteruitgang
is dus beperkt en komt bovendien
niet alleen op het conto van nieuwe
natuur. Dat neemt niet weg dat de
aanleg van nieuwe natuur en het
veiligstellen van bestaande natuur
ruimte kost en vrijwel altijd gaat dat
om landbouwgrond. Dat is om twee
redenen logisch. Ten eerste werd
tot ver na de tweede wereldoorlog
waardevolle natuur (woeste gronden)
zoveel mogelijk omgezet in landbouw
gebied. Bijzondere elementen als
stromende, heldere beekjes, subtiele
kwelstroompjes of levende veengroei
vielen ten prooi aan ontginning. De
waarden verdwenen, maar de poten
ties bleven vaak in stand. Logisch dus
dat natuurherstel zich daar op richt.
Daarnaast is het zo dat juist ook in
het agrarisch gebied enorme klappen
zijn gevallen voor de Nederlandse
natuur. Dus is het logisch dat met
herstel van dié natuurwaarden ook
landbouwgrond gemoeid is.
Klassiek is het vermeende belang
voor de voedselproductie. Helpen we
niet mee het mondiale voedseltekort
te vergroten? Nee. Dat Nederland
waarde hecht aan een eigen voed
selproductie is logisch, maar in ons
volle land produceren voor de wereld
is onzinnig. Als we willen helpen het
mondiale voedseltekort te verkleinen
moeten we de concurrentiepositie
van arme landen verbeteren, bv.
door eigen productie niet langer te
subsidiëren. Tal van VN-rapporten
beklemtonen dat alleen lokale
landbouwproductie landen met een
kwetsbare voedselsituatie een struc
turele oplossing kan bieden.
En wat de ruimteclaim in eigen land
betreft wordt wel erg nadrukkelijk
met verschillende maten gemeten.
Je hoort dit argument nooit als er
landbouwgrond gebruikt wordt
voor royaal opgezette woonwijken,
of nieuwe bedrijventerreinen naast
oude die verlaten worden, of recrea
tieprojecten, of bloembollen. Maar o
wee als landbouwgrond plaats moet
maken voor natuur, dan is de boot
aan. Het is een bedenkelijke selectie
ve verontwaardiging. Een sprekend
voorbeeld is het Kustlaboratorium,
een toekomstgericht project dat
aquacultuur inpast in een aantrek
kelijke omgeving. Het woonklimaat
verbetert er door en de recreatie-
waarde van de regio stijgt. De
grond bij Burghsluis was nauwelijks
aangekocht of stichting De Levende
Delta verklaarde zich 'mordicus
tegen', omdat er landbouwgrond
mee gemoeid is. Dat de grond zon
der overheidssubsidie werd gekocht
en met volle instemming en mede
werking van de betreffende boer,
deed er kennelijk niet toe.
Het effect
De vraag is wat het effect is van
deze mythes op de publieke opinie.
De invloed van de bijna dagelijkse
herhalingen van halve waarheden en
hele leugens valt niet te onderschat
ten. Inhoudelijke voorlichting legt
het ertegen af. Het verklaart moge
lijk ook waarom voorstanders van
natuurontwikkeling steeds minder
in de pen klimmen. De toonzetting
van de critici is zo scherp en in het
publieke debat wordt zo hard op de
man gespeeld, dat zij de rottigheid
ontlopen.
De natuurhekel is geen exclusief
Zeeuws verschijnsel, hoewel het
fanatisme hier wel erg ver gaat.
De kleine groep onvermoeibare
brievenschrijvers kan zich op de
borst slaan; ze wordt gehoord en
door populistische politici op haar
wenken bediend. De draconische
bezuinigingen van de Rijksoverheid
op natuur en landschap (groter dan
in enig andere sector) komen niet uit
de lucht vallen. Met campagnes als
'stop de groene leugen' hebben ze in
ieder geval één ding bereikt: de leu
gen regeert en de natuur is de dupe.
L. Calle is medewerker ecologie van
Stichting Het Zeeuwse Landschap en
C. Jacobusse is hoofd ecologie van
Stichting Het Zeeuwse Landschap
De grutto is in Zeeland
vrijwel geheel terug
gedrongen tot natuur
gebieden. (C. Jacobusse)
Zeeuws Landschap