In 1986 werd de stormvloedkering in de monding van de Oosterschelde officieel in
gebruik genomen. Het is zonder twijfel hét symbool van de Deltawerken. Niet alleen de
veiligheid, maar ook de natuurlijkheid werd er mee gediend. Nu, 25 jaar later, kijken we
terug op wat de afsluitbare dam ons gebracht heeft.
VERANDERDE SCHORREN
WEGZAKKEND SLIB
OOSTERSCHELDE
25 JAAR IN NIEUW JASJE
door Dick de Jong
De Oosterscheldekering (OSK) is gebouwd om het
getij in de Oosterschelde zo veel mogelijk te
behouden. Daarnaast zijn er ook twee comparti-
menteringsdammen (C-dammen) aangelegd: de
Oesterdam in het oosten en de Philipsdam in het
noordoosten. Deze waren nodig om een getijvrije
scheepvaartverbinding te maken in het oosten,
Foto
Het Rumoirt schor
in het Slaak.
Een stukje schor
dat redelijk is
beschermd tegen
de zandhongerige
Oosterschelde.
(C. Jacobusse)
zoals met België was afgesproken. Het gecreëerde
Volkerak-Zoommeer zou bovendien zoet gemaakt
worden en aldus kunnen voorzien in een behoefte
van de landbouw. Daarnaast waren deze dammen
nodig om het getijverschil in de Oosterschelde
zoveel mogelijk op peil te houden.
Door de aanwezigheid van de OSK nam de
hoeveelheid water die de Oosterschelde in en uit
kon stromen sterk af. Maar door de C-dammen was
de grootte van het gebied dat nog onder invloed
van getij stond nog maar ca 75% van het vroegere
gebied; ca 35% van de platen en slikken en ca 65%
van de schorren werd van het getij afgesneden.
Door het kleinere getijdengebied bleef de afname
van het getijverschil beperkt tot ca 10%. Ook de
stroomsnelheid in de geulen nam af. Dicht bij de
OSK viel dat nog mee, maar achter in de Ooster
schelde, in de Kom en het Zijpe, was de afname veel
sterker, respectievelijke ordegrootte 40% en 80%.
De afname in getijverschil heeft vooral gevolgen
gehad voor de nog resterende ca. 550 ha schorren
in de Oosterschelde. Het hoogwater is lager dan
vroeger waardoor de schorren nu minder vaak over
spoeld worden. De lagere schorren van vóór 1986
hebben daardoor nu de gevarieerdere begroeiing
gekregen van hogere schorren, de voormalige hoge
schorren worden nu gedomineerd door strand-
kweek, wat niet het meest interessante estuariene
habitat is. Toch is daar weinig aan te doen, omdat
intensieve beweiding van de Oosterscheldeschorren
onmogelijk is door hun complexe systeem van diepe
kreken. Afplaggen is ook geen optie, nog los van de
bedenkingen die je daar vanuit het beheer bij kunt
hebben, omdat de aanvoer van zand en slib naar
de schorren tekortschiet om de schorren nadien te
laten ophogen.
De afname in stroomsnelheid heeft veel meer
onsequenties. Al heel snel is het fijne slib dat in de
bodem van slikken en platen zat nagenoeg
verdwenen en in de diepste delen van de geulen
terecht gekomen. Het water is daardoor erg helder
met een doorzicht van enkele meters, waar het
vroeger eerder decimeters was. De bodem van de
platen en slikken bestaat vrijwel alleen nog uit zand.
ZEEUWS
-6-LANDSCHAP