WARMER WATER TUSSENBALANS Alleen in oesterbanken en mosselpercelen ligt hier en daar nog slib. Hoewel er altijd van wordt uitgegaan dat de bodemdieren van slikken en platen slib nodig hebben om te kunnen leven, is deze groep dieren nog steeds goed vertegenwoordigd. Als gevolg daarvan vind je ook nog steeds veel vogels. Een andere belangrijke consequentie van de lagere stroomsnelheden is dat de cyclus van afbraak en opbouw van de slikken en platen is verstoord. Normaal worden intergetijdengebieden 'afgebroken' door golfwerking (vooral in de winter) en weer opgebouwd door stroming (het hele jaar door). Omdat de stroming is verminderd maar de golfwerking gewoon doorgaat, overheerst nu de afbraak, met als resultaat dat de platen en slikken langzaam lager worden en kleiner in oppervlak. Dit proces, aangeduid als zandhonger, varieert door het gebied. In sommige delen verloopt de erosie snel, in andere langzaam. Voor de bodemdieren betekent dat niet zo veel, maar voor de steltlopers des te meer. Zij moeten de tijd hebben zich te voeden, terwijl de lagere slikken daarvoor steeds minder gelegenheid bieden. Op den duur zullen de slikken en platen zo laag liggen en zo kort droog vallen dat deze vogels zich onvoldoende kunnen voeden. De vrees bestaat dat hun aantallen sterk zullen afnemen. Een ander effect van de stormvloedkering is dat het water in de zomer warmer wordt dan voorheen, ken met soms merkwaardige namen, zoals trage kroonslaken harlekijnslak. Een voor iedereen zichtbare verschijning op de dijkglooiing is de schaalhoorn, Patella vulgata, die veel meer dan vroeger een vaste bewoner van de Oosterschelde is geworden. Ook soorten die niet in de Oosterschelde zelf zitten maar op de dijken er omheen groeien, rukken uit het zuiden op, in het bijzonder vloedmerksoorten als zeekool, zeevenkel en gele hoornpapaver. Het warme water in combinatie met de wegzakken de platen heeft ook een interessante consequentie. Uit recent gedetailleerd vogelonderzoek is gebleken dat veel vogels in de zomer en het najaar leven van kleine krabben en garnalen. Deze kunnen de slikken en platen tegenwoordig in grote getale bevolken, omdat er steeds meer gebieden zijn waar een dun laagje water op het slik blijft staan. Naast lepelaars en kleine zilverreigers profiteren hier ook'gewone' steltlopers van. Mogelijk komt het hierdoor dat de aantallen steltlopers nog niet fors teruglopen, ondanks de verkleining en verlaging van de slikken en platen. Alleen de scholekster is sterk achteruit gegaan, maar deze soort heeft het sowieso moeilijk in Nederland. In welke mate de veranderingen in de Oosterschelde hierbij een rol spelen is niet duidelijk. Al met al is er veel veranderd in de Oosterschelde. Los van de toegenomen veiligheid, waar de Foto links Soms is het 's zomers druk met jachtjes op de Oosterschelde. Maar niet altijd. (C. Jacobusse) omdat het water langer in de Oosterschelde verblijft en minder uitwisselt met de koude Noordzee. Organismen die vroeger niet in de Oosterschelde voorkwamen, maar er onbedoeld via schelpdier transporten in terecht zijn gekomen, blijken zich er nu blijvend in gevestigd te hebben. De soorten rijkdom onder water is hierdoor sterk toegenomen; volgens het Compendium voor de Natuur zijn er zo'n dertig soorten uit zuidelijker gebieden bijgekomen en zo'n twintig uit het Noord-Atlantische gebied. Welhaast beroemd is de toename aan zeenaaktslak- Deltawerken natuurlijk primair voor dienen, is het Foto boven beeld divers. Sommige ontwikkelingen verdienen De schelpenbuit een positief oordeel, bv. de sterk toegenomen van de soortenrijkdom onder water. Daar staan andere Roggenplaat. ontwikkelingen tegenover die zorgwekkend zijn. Icoon van de Met name de zandhonger en de consequenties voor Oosterschelde de steltlopers vormen een bedreiging van het en schijnbaar karakter van de Oosterschelde. ongevoelig voor de zandhonger. Drs DJ. de Jong is adviseur ecologie/ecomorfologie bij (C. Jacobusse) Rijkswaterstaat Zeeland ZEEUWS -7-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2011 | | pagina 7