met vee, hoogstamfruitbomen, notenbomen en knotwilgen, drinkwaterputten en weinig rondlopen de katten in de broedperiode van eind mei tot eind juni zijn gunstige omstandigheden. Voldoet uw erf aan deze eisen of bent u bereid uw erf aan te passen, neem dan contact op met Landschapsbeheer (SLZ) of kijk op www.natuurbelevenis.nl. C. Jacobusse is hoofd ecologie van stichting Het Zeeuwse Landschap en P. Boelée is coördinator van Bureau Natuurbelevenis Foto boven Hoeve van derMeulen biedt met zijn 'rommelige erf een goede leefomge ving voor steenuilen. (P. Boelée) Foto Steenuil met vijf jongen en -tegen de honger- een rat. (P. Boulée) 39 broedparen. In gebieden waar steenuilen broed den waar nog geen kasten hingen werden nieuwe kasten opgehangen, evenals in geschikte biotopen waar geen uiltjes gespot werden. Eind 2007 was het aantal kasten opgelopen tot 275. Het streven was niet alleen nieuwe broedparen tot broeden te verleiden, maar ook bestaande broedparen te laten verkassen naar een nestkast. Dat laatste vergt enige toelichting; want waarom zou je een broedpaar dat een natuurlijke holte bewoont verleiden zich in een nestkast te vestigen? Daar zijn toch wel een paar belangrijke motieven voor. Om te beginnen is in veel gevallen het broeden in nestkasten iets succesvoller. Nestkasten die regelmatig schoongemaakt worden herbergen minder parasieten en het gebruik van standaard nestkasten sluit bijvoorbeeld inregenen of een andere ongunstige invloed van het weer op de nestplaats zoveel mogelijk uit. Een ander argu ment is dat daardoor het wel en wee van de dieren -onder meer via het ringen van de jongen- beter gevolgd kan worden, zodat je sneller kunt inspelen op ongewenste ontwikkelingen. Bovendien wordt soms vooruit gelopen op het aanstaande verdwijnen van een natuurlijke broedplek, wegens renovatie of houtkap. Waren er begin 2007 nog 125 kasten, in 2011 was dat aantal opgelopen tot 308. Maar belangrijker is natuurlijk het gebruik van de kasten. Ook dat is gestadig opgelopen, zoals de grafiek toont. In 2011 waren 33 nestkasten bezet en werden 70 jongen geringd. Voorwaar en spectaculair resultaat. De ambitie om de soort voor de Zak van Zuid-Be veland te behouden is daarmee gerealiseerd, maar hoe verging het de soort in heel Zuid-Beveland? Ook daarover positief nieuws, want in 2011 bedroeg het aantal bezette territoria 50, wat 20 procent meer is dan vijfjaar geleden. Voor een rode lijstvogel is dat een heel mooi resultaat. Een nuancering kan zijn dat de toegenomen aandacht ervoor gezorgd heeft dat eerder onontdekte broedgevallen nu wel bekend zijn. Op Walcheren is het succes minder opzienbarend. Daar staan inmiddels 30 kasten en bevinden zich nu 2-3 steenuilparen, maar het waren er 0. Wellicht kan met het plaatsen van kasten in het overgangsgebied op Walcheren verdere uitbreiding vanuit de Zak worden gerealiseerd. Nu tweederde deel van de populatie in een nestkast broedt, kan de vinger aan de pols worden gehouden. De wens is het project nog vijfjaar door te laten lopen, maar we gens grote bezuinigingen is dat niet eenvoudig. Ge lukkig wordt het belang van het project ook door de provincie Zeeland onderkend. Het steenuilenproject kreeg, ondanks grote bezuinigingen op het budget, ook voor 2012 weer subsidie vanuit het provinciale soortenbeleid. De mooie resultaten geven daartoe alle aanleiding. Overigens kunt u misschien zelf wel bijdragen aan uitbreiding van de soort. Zo bleek uit de waarnemingen dat steenuilen een voorkeur hebben voor kasten bij een bewoond erf. Steenuilen verlieten kasten in natuurgebieden en onbewoonde erven om zich te vestigen bij bewoonde erven die bij voorkeur wat rommelig waren. Wat bedrijvigheid ZEEUWS -13-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2012 | | pagina 13