TONNEN EN BUIZEN: NIET MOOI, MAAR WEL DUURZAAM '""'•J plaats. De halfwas mosselen gaan naar het westelijk deel van de Oosterschelde om verder op te groeien. Daar is de groei wat beter', vertelt hij. Het familiebe drijf houdt zich puur bezig met het opkweken van de schelpdieren tot afleveren aan de mosselveiling en heeft kweekpercelen in zowel de Oosterschelde als Waddenzee. HZL's hoofd ecologie Chiel Jacobusse is blij dat na tuurbescherming en mosselsector in het Slaak prima accorderen. 'De samenwerking met de mosselsector is er al lang. De kwekers hebben ook meegeholpen het gebied veilig te stellen.'Hij erkent dat de buizen en tonnen op het water geen verfraaiing zijn van het landschap. 'Maar als natuursector wil je wel een duurzame schelpdiervisserij. Dat heeft landschappe lijk een prijs. Een compromis dus en ik geloof niet dat de vogels iets te lijden hebben van wat er gebeurt.' Voor Albert is de natuur enorm belangrijk.'Ik leef eruit en ben er constant mee bezig. Je leert nog elke dag.'Hij had best bioloog willen worden.'Het is er niet van gekomen. Maar de onderwaterwereld trekt me wel erg aan.' Hij stak veel op van een cursus aquacultuur aan de Hogeschool Zeeland. Albert her kent moeiteloos de gewone tapijtschelp, zwemkrab, slijkgaper en, met vierkant schildje, porseleinkrab. Voor Chiel heeft de bijzonder gevarieerde begroei ing weinig geheimen: gewone zoutmelde, Engels slijkgras, lamsoor, zeekraal. Op de schorren is de zeldzame schorviltbij waargenomen en - voor de mens minder plezierig - de kweldergifoog, een daas waarvan het vrouwtje mensenbloed nodig heeft om zich te kunnen voortplanten. Om insectenbeten te voorkomen, werd vroeger zeealsem gebruikt, dat op de schorren ruimschoots voorhanden is, weet Chiel. 'En het werd in matrassen gestopt tegen de vlooien.' In het water wemelt het van de visjes. Geen wonder dat een troep van wel 65 lepelaars present is om zich vol te eten voordat de trek naar de zuidelijke overwinteringsgebieden wordt gemaakt. Ze hebben gezelschap van zo'n 15 kleine zilverreigers. Elders op de schorren zijn rosse grutto's, regenwulpen, zilver plevieren, scholeksters en mantelmeeuwen actief. Wie al dat gevlieg en gescharrel ziet, beseft voor eens en altijd dat de delta een superbelangrijk vogelge- bied is. Ook dankzij het rijke bodemleven dat de vo gels veel eten belooft. Albert graaft even in het slik. 'Vreten genoeg', constateert hij.'Je ziet de kokkels er zo uitkomen en ze zijn enorm groot.'Op een schelpje hebben een keverslak, een slippertje (ook muiltje genaamd) en een Nieuw Zeelandse zeepok zich gehecht. 'De Oosterschelde wordt enkel maar rijker aan soorten, al is het na een paar strenge winters wat ingezakt', merkt Albert op. 'Ik vind dat wel leuk.' Foto linksboven Zegt de ene bodem- dierdeskundige tegen de andere bodemdierdeskun- dige:. (R. Antonisse) Foto boven Albert Nieuwenhuize (rechts) en Chiel Jacobusse (links) op de dijk bij het Slaak. (R. Antonisse) R. Antonisse is journalist en redactielid van Zeeuws Landschap ZEEUWS -19-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2012 | | pagina 23