■ÜE
mms
ACHTERAANKOMERTJE
NOORD NA ZUID
1
-rag^tLag^1""tt* fUtJp
dijken zijn er over het algemeen hoger dan op de
andere Zeeuwse eilanden. Met hun kronkelende
verloop en hun boombeplanting geven ze ritme
aan het landschap. Een tweede kenmerk van Tho-
len is het bebouwingspatroon: de bevolking is
geconcentreerd in de twee stadjes Tholen en Sint
Maartensdijk en de vijf dorpskernen, en deze lig
gen allemaal - op Poortvliet na - aan de randen
van het eiland. Verspreide buurtschappen komen
vrijwel niet voor, alleen boerderijen liggen een
zaam in de polder. Dat geeft het landschap rust
en ruimte.
De ontstaansgeschiedenis van het eiland wijkt
af van die van de andere eilanden. Het Zeeuwse
zeekleilandschap is ontstaan door overstroming
sinds de Romeinse Tijd van een veenlandschap.
Door bressen in de duinenrij kon de zee steeds
verder doordringen in het veen, waardoor het
bedekt werd met een dikke laag zeeklei. Zo ont
stond een schorrenlandschap, doorsneden door
grote en kleine getijdengeulen. Die vorming van
schorre-eilanden begon aan de zeekant en zette
zich langzaam voort in Oostelijke richting. Wal
cheren en Schouwen zijn dus het oudst. Vanaf de
zesde eeuw begonnen zich hier (weer) mensen te
vestigen en in de twaalfde eeuw werden de ker
nen van deze eilanden, en ook die van Duiveland
en Noord- en Zuid-Beveland, bedijkt.
Omdat Tholen zo ver naar het Oosten lag, duurde
het daar langer vóór de schorvorming begon. Het
veen bleef daar nog eeuwenlang doorgroeien.
Alleen langs de Oosterschelde (die toen nog
gewoon de Schelde heette) werd voldoende klei
aangevoerd om een aantal betrekkelijk kleine
schorregebieden te doen ontstaan. Uit die schor
ren groeide een rij kleine eilanden, gescheiden
door grote geulen. Die werden afzonderlijk
ingedijkt sinds de twaalfde eeuw: Stavenisse, het
Oudeland van Sint Maartensdijk, Scherpenisse,
Poortvliet en het Oudeland van Schakerloo. Ze
waren van elkaar gescheiden door geulen als de
Pluimpot en de Striene. De poelgebieden, met
een dunne laag klei op veen, die zo kenmerkend
zijn voor Walcheren en Schouwen, vinden we
niet zo duidelijk terug op Tholen. Ze waren er
wel, maar op kleinere schaal, in het lage moeras
sige midden van de polders Poortvliet, Scher
penisse en het Oudeland van Sint Maartensdijk.
Door d herverkaveling is er niet zo veel meer van
te zien.
De vijf kleine kerneilanden groeiden door de
aanwas van nieuwe schorren. Het mooist is dat te
zien bij Sint Maartensdijk: de polders Oudeland,
Middelland, Noordpolder en Uiterst Nieuwland
werden bedijkt door middel van achtereenvol
gens de Eerste, Tweede, Derde en Vierde Dijk.
5
Tekening
Het getijhaventje
van Strijenham
(A. Beenhakker)
2*="
De Striene, tussen Poortvliet en Schakerloo, ver-
landde toen de Eendracht een grote geul werd.
Aan de Eendracht, in een bocht van de nieuwe
dijk ontstond het havenstadje Tholen. Die dijk-
bocht is in het stadje nog goed te zien in de loop
van de Hoogstraat en de Dalemsestraat.
Het Noordelijke deel van het eiland is van re
center datum. De polders van Oud-Vossemeer
werden in de vijftiende eeuw ingedijkt in het
gebied van de toen al volledig verlande Striene.
Foto
De Krabbenkreek
tussen Tholen en
Sint Phiiipsiand
ZEEUWS -11-LANDSCHAP