NATUURLIJKE MIGRANTEN
IMPORT
REMIGRANTEN
VERSTEKELINGEN
DIVERSEN
Soms helpt de mens vogels een handje zich ergens
nieuw te vestigen. Ook dat is van alle tijden. In de Mid
deleeuwen werd de fazant als jachtvogel geïntroduceerd
en aan het einde van de negentiende eeuw de knobbel
zwaan als sier- en parkvogel. Het is dus niks bijzonders
als we zien dat onze avifauna verandert en evenmin dat
de mens daar soms de hand in heeft. Wel bijzonder is het
tempo waarin dat momenteel gebeurt. En de achterlig
gende oorzaken stemmen lang niet altijd vrolijk.
Je kunt de nieuwkomers ruwweg in twee categorieën
verdelen. In de eerste plaats zijn er de soorten die op
eigen kracht nieuw terrein veroveren. Er zijn er heel wat
te noemen: cetti's zanger, graszanger, orpheusspotvo-
gel, grote- en kleine zilverreiger, zwartkopmeeuw en
geelpootmeeuw, om maar meteen de meest in het oog
springende soorten te noemen. Het zijn zonder uitzon
dering soorten die vanuit het zuiden uitbreiden naar
onze omgeving. Het is lastig hard te maken, maar alge
meen wordt aangenomen dat op zijn minst een deel van
deze vogels oprukt dankzij het opwarmende klimaat.
Dat zorgt voor een schaduwrandje aan hun verschijning,
hoewel je die wel degelijk ook als een verrijking van onze
vogelstand kunt beschouwen. Maar waar vogels door de
voordeur nieuw binnenkomen, verlaten andere soorten
onze omgeving door de achterdeur. Het is niet louter
goud dat er blinkt.
Iets minder genuanceerd ligt dat voor de soorten die
hier uitsluitend gekomen zijn door menselijk handelen.
In de grote steden leven duizenden halsbandparkieten
(en plaatselijk ook muisparkieten) die ooit hun opmars
begonnen als ontsnapte volièrevogel. Ze broeden in
holle bomen en komen inmiddels zó massaal voor dat
inheemse holenbroeders meer en meer kampen met
woningnood. De Canadese gans, de nijlgans, de manda
rijneend, de Carolina-eend, de zwarte zwaan en diverse
andere watervogels zijn van origine zonder uitzondering
afkomstig uit watervogelcollecties, waarvan individuen
al of niet opzettelijk in het wild terecht kwamen en zich
daar voortplantten. Al de genoemde soorten hebben
inmiddels een min of meer vaste populatie in ons land.
De geïmporteerde watervogels zijn zonder enig voorop
gezet plan of wetenschappelijke begeleiding in ons land
schap gedumpt en spelen er niet zelden een kwalijke rol.
Uitheemse ganzen leveren fikse schade op voor de boe
ren, maar ook concurreren ze soms hevig met inheemse
vogels. Nijlganzen verdragen geen enkele bergeend in
hun omgeving en ze kunnen zo agressief zijn dat ze zelfs
een havik van het nest verjagen om dat zelf in gebruikte
nemen. Canadese ganzen kunnen onderling flink bak
keleien en dan bijvoorbeeld de kuikens van eenden of
weidevogels compleet onder de voet lopen. Al met al is
eigenlijk niemand blij met deze importvogels.
Anders ligt dat voor verdwenen vogels die onder
wetenschappelijke begeleiding geherintroduceerd
worden, zoals gebeurd is met de raaf en de ooievaar.
Zulke herintroducties betekenen in feite herstel van een
verloren levensgemeenschap. Of dat altijd gewenst en
nodig is, is de vraag, want als de leefomstandigheden
goed zijn keren deze soorten in de meeste gevallen
vanzelf terug.Toen er druk gediscussieerd werd over
herintroductie van de zeearend kwam het beest gewoon
op eigen kracht in Nederland broeden. En dat voelt na
tuurlijk beter dan wanneer de soort door de mens wordt
ingevlogen.
Een buitenbeentje dat niet in de bovenstaande inde
ling past, is de huiskraai. Het is een in de tropen levende
kraai die kenmerkend is voor havensteden. Huiskraaien
zijn enkele keren als verstekeling meegelift op een schip
en zo in Nederlandse havens terecht gekomen. Aan het
einde van de vorige eeuw vond het eerste broedgeval
van Europa plaats in Scheveningen en sindsdien breidt
de huiskraai zich langzaam maar gestaag uit. Tot nog toe
tot groot genoegen van vogelaars.
Misschien nog de moeilijkst te beoordelen nieuwkomers
zijn soorten van onduidelijke oorsprong. Zo zijn er in
Nederland meerdere keren grauwe ganzen losgelaten,
die zich in veel gevallen hebben vermengd met de witte
soortgenoten die bekend staan als'boerengans'. Grauwe
ganzen zijn inmiddels booming, net als trouwens de
brandgans, die in Nederland vanouds wintergast is. Nu
deze soorten massaal in ons land broeden, zorgen ze
op sommige plaatsen voor ontwrichting van de levens
gemeenschap en brengen grote schade toe aan de
gewassen op de akkers. Alleen met draconische maatre
gelen als eieren schudden of zelfs afschot, lukt het nog
hun aantallen binnen de perken te houden. En daarin
schuilt een belangrijke les. Zo boeiend en onschuldig het
is dat door natuurlijke oorzaken veranderingen in onze
vogelwereld optreden, zo gevaarlijk en ongewenst is het
dat willekeurig losgelaten vreemde vogels de samenstel
ling beïnvloeden. Niks is beter dan de regie over te laten
aan de natuur zelf.
C. Jacobusse is hoofd ecologie en kwaliteitszorg van stich
ting Het Zeeuwse Landschap
Foto
Zwartkopmeeuw
(C. Jacobusse)
ZEEUWS - 7-LANDSCHAP