vormde het stroomgebied van Schelde, Rijn en Maas een ideaal leefgebied. Tevens kwamen er veel zeezoogdieren op de visbestanden af. Zo leefden er in het jaar 1900 meer dan 1000 gewone zeehonden in de Westerschelde. Bovendien waren bruinvissen er tot de Tweede Wereldoorlog nog heel algemeen. OPEN RIOOL Trad er vanaf 1850 al vervuiling van het estuarium op door de industrie, na de Tweede Wereldoorlog ging het steil bergafwaarts met de waterkwali teit. Het dieptepunt werd in de jaren '60 bereikt met grootschalige industriële lozingen en het ontbreken of slecht functioneren van waterzui veringsinstallaties. Het herstel nadien verliep tot de jaren '90 maar mondjesmaat. Tot die tijd droeg de Westerschelde zelfs de bijnaam Open Riool. Als gevolg van de slechte waterkwaliteit was het leven grotendeels uit het estuarium verdwenen. Zeezoogdieren kwamen er niet meer voor en ook het visbestand werd door de zeer ongunstige omstandigheden gedecimeerd. MATIG HEDEN Strengere milieuwetgeving, het Scheldeverdrag en de Kaderrichtlijn Water hebben sindsdien geleid tot een sterke verbetering van de waterkwaliteit. Voor diverse zeevissen, waaronder tong, zeebaars, schol en sprot, vervult de Westerschelde weer de functie van kraam- en kinderkamer. Zuurstofloze en dus visloze delen van de Westerschelde beho ren tot het verleden. Ook met de van vis afhanke lijke zeezoogdieren gaat het weer beter, zo zijn de gewone zeehond en bruinvis al geruime tijd aan een opmars bezig. Hoewel de ontwikkeling dus de goede kant op gaat, is er zeker nog geen sprake van weelde. Zo zijn de kraam- en kinderkamerfuncties nog maar een fractie van wat ze vroeger waren. De oorzaak daarvoor ligt minder bij de waterkwaliteit dan bij een gebrek aan geschikt habitat. Met name geu len van schorren en de laag dynamische slikken zijn voor jonge vissen van belang als opgroeige- bied. Maar juist het areaal daarvan is flink kleiner dan vroeger wegens inpolderingen in de vorige eeuw(en) en de reeks verdiepingen van de vaar geul. Het belang van het Schelde-estuarium voor trekvissen is ook nog steeds beperkt; de aantallen zijn slechts een fractie van wat ze ooit waren. HOOPVOLLE TOEKOMST? Door natuurherstelprojecten langs de Wester schelde zullen nieuwe leefgebieden ontstaan waarmee het areaal opgroeigebied voor vis toeneemt. Ook is de verwachting dat de water kwaliteit geleidelijk aan verder zal verbeteren. Bovendien wordt er zowel in Zeeland als in Vlaan deren hard gewerkt om vismigratieknelpunten aan te pakken, waardoor vis steeds beter vanuit de Westerschelde/Schelde naar het binnenland kan trekken en vice versa. Recentelijk zijn er in de Schelde in België enkele hoopvolle observaties Anadrome trekvissen Noordzee Westerschelde Estuarium Sche de Katadrome trekvissen driedoornige stekelbaars (elft) fint (houting) rivierprik spiering (steur) (zalm) (zeeforel) (zeeprik) Noordzee Westerschelde Estuarium Schelde bot dunlipharder paling* Schema van de trekvissen van de Westerschelde. De pijlen wijzen naar het voortplantings- gebied, ze beginnen in de opgroeige- bieden. Soorten die tussen haakjes zijn afgebeeld planten zich hier niet meer voort. Paling plant zich niet voort in de Noordzee maar zwemt daarvoor verder naar de Sar gasso Zee. van de terugkeer van trekvissen gedaan. Sinds 1996 worden er bijvoorbeeld in de Westerschelde weer meer finten waargenomen en onlangs is vastgesteld dat zij zich sinds 2010 weer voortplan ten in de Schelde. Na een eeuw afwezigheid is de soort dus terug van weggeweest en dat is goed nieuws. De in het Schelde-estuarium uitgestor ven zeeprik lijkt aan een voorzichtige comeback bezig. Of de soort zich (bovenstrooms) al suc cesvol voortplant is niet bekend. Een primeur in 2012 was de waarneming van een houting, een in België uitgestorven soort. Het betrof een jong Trekvissen leven een deel van hun leven in zee en een ander deel in een zoetwateromgeving. Er zijn grofweg twee migratiestrategieën: je hebt de anadrome soor ten, die opgroeien in zee en migreren naar de rivier om zich daar voort te planten en katadrome soorten die precies het tegenovergestelde doen. Zij groeien op in de rivier en paaien in zee. Door hun migratiegedrag passeren deze soorten minstens twee keer het estu arium. In migratieperiodes bereiken trekvissen daar vaak hoge dichtheden. Hun verblijf in het estuarium is van belang, omdat ze daar kunnen wennen aan het andere zoutgehalte van hun bestemming. ZEEUWS - 7-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2013 | | pagina 21