KANAALZONE
S;#|f
DE NESTOR
i$É
r
BE
'0,
m K'V/
ml: i-m
de nagels vitale delen in het lichaam van de prooi
raken. Grote prooien worden ter plaatse opgege
ten, kleinere prooien worden vaak versleept naar
een vaste plukplaats. De watertoren van Axel is
zo'n plaats. De plukresten vallen in de goot die
zich op 55 meter hoogte bevindt. Daar worden
ze opgeraapt en vervolgens op naam gebracht.
Inmiddels gaat het al om 795 resten. Prooien met
een gewicht boven 350 gram worden daar zelden
gevonden. Toch grijpen slechtvalken zwaardere
prooien; een 2,5 kg zware kolgans is tot nu toe
het maximum. Zo'n zware prooi is uitzonderlijk,
meestal gaat het om prooien in grootte variërend
van spreeuw (70 gram) tot eend (1000 gram). Een
hele prestatie voor een soort waarvan het manne
tjes 700 en het vrouwtje 1000 gram weegt. Uiter
aard zijn het de vrouwtjes die gaan voor de grotere
prooien, in de wereld van de slechtvalk zijn die nu
eenmaal sterker. Het grootteverschil tussen man en
vrouw is een evolutionaire aanpassing die bij alle
vogeletende roofvogels voorkomt. Man en vrouw,
die in hetzelfde gebied leven, zijn daardoor geen
voedselconcurrenten van elkaar.
Een andere manier van jagen is vanaf een hoge
uitkijkpost. Zodra een niets vermoedende prooi
voorbijkomt, probeert de valk deze door een korte
overrompelingsvlucht te overmeesteren. Deze
manier van jagen is effectief bij vogels die zich 's
nachts of in de schemering verplaatsen en in de
buurt van een verlichte rustplaats van een slecht
valk terechtkomen. Op die manier worden soorten
zoals waterral, waterhoen, kwartel, dodaars en
houtsnip gegrepen. Het zijn soorten die zich in het
donker verplaatsen, omdat ze denken dan veilig
te zijn. Het jagen vanaf een uitkijkpost werkt ook
goed bij verdwaalde postduiven. Postduiven zijn
rechtstreekse afstammelingen van rotsduiven.
Gebouwen werken als een magneet op ze. Zo lang
de duiven in groepen vliegen zijn ze betrekkelijk
veilig. Maar zodra ze zich in hun eentje in de buurt
van een gebouw wagen met op de uitkijk een
slechtvalk, zijn ze hun leven niet meer zeker. Bij
de watertoren van Axel werden 244 duivenringen
verzameld. Op die ringen staat een identificatie
nummer. De nummers verwijzen naar de kweker.
Slechts twee keer ging het om een duif afkomstig
uit Axel, de rest was van elders. Uit onderzoek is
gebleken dat slechtvalken in een straal van 2-3 km
rondom hun nestplaats jagen. Daaruit trekken we
de conclusie dat lokale, in groepen vliegende post
duiven weinig te vrezen hebben, maar verdwaalde
postduiven des te meer.
H. Castelijns is coördinator van de Roofvogelwerkgroep
Zeeland en W. Castelijns is medewerker ecologie van
stichting Het Zeeuwse Landschap.
JWfj
Jean Maebe kun je gerust de nestor van Saeftinghe
noemen. Al in 1945 kwam hij met de fiets vanaf
Antwerpen, samen met zijn vriend Rik van der Vloet.
Soms fietsten ze door tot Terneuzen of Breskens en
dan het hele eind over de Muraltmuurtjes op de
zeedijk. Op de dijken stonden destijds vooral koeien,
omdat paarden niet toegestaan waren. Sinds die eer
ste tochten is Saeftinghe volgens Maebe ontzettend
veranderd. 'Destijds groeide er vooral Engels slijkgras
en kweldergras en visdieljes broedden verspreid
door het hele gebied.' Maebe herinnert zich nog pre
cies dat in 1948 de eerste zilvermeeuw in Saeftinghe
kwam broeden. Dat was langs de oever van het Klein
Hondengat.
De vogelstand van Saeftinghe is sterk veranderd. De
visdiefjes en kokmeeuwen zijn veel minder gewor
den en zelfs de ganzen en de zilvermeeuwen zijn op
hun retour. Maar tegenover die verarming staat wel
de vestiging van andere belangwekkende soorten
als de baardman en de bruine kiekendief. Maebe
hoopt in juli 86 te worden maar hij werkt nog steeds
mee aan de vogeltellingen in Saeftinghe. Het gebied
intrekken doet hij echter niet meer.'Te gevaarlijk voor
het geval datje bijvoorbeeld bij het oversteken van
een kreek een been breekt.'
ZEEUWS -2
5-LANDSCHAP