OP HET RITME VAN EB EN VLOED Deze zomer in onder meer de PZC:'Kabinet ziet kansen voor stroom uit getij op zee.' Als er windparken op zee komen, zoals voor de Walcherse kust, wil men daar winning van getijdenenergie aan koppelen. Energie dankzij het getij, dat zou juist ons Zeeuwen vertrouwd in de oren moeten klinken, want wie enig oog heeft voor het verleden, weet dat zoiets al eerder is vertoond. TIJHAVENS IN ZEELAND De getijhaven van Paal in het Vedronken Land van Saeftinghe. (E. Stikvoort door Aad de Klerk Nergens aan de Nederlandse kust is het getijverschil, het verschil tussen hoog- en laagwater, zo groot als in Zeeland. Bij Vlissingen bedraagt het (gemid deld) 3,86 meter, stroomopwaarts bij Bath zelfs 4,75 meter. Dat biedt mogelijkheden. Onze voorouders waren zich daar al van bewust en hebben die dan ook benut. Zo waren de meeste Zeeuwse havens in oorsprong tijhavens. Een schip voer binnen met hoogwater, viel bij laagwater droog op een ligplaats of'zaete'en kon, na te hebben geladen of gelost, bij een volgend hoogwater de haven weer verlaten. Vandaar dat dergelijke havens als vloedhavens be kend staan. De Zierikzeese Oude Haven is er een nog bestaand voorbeeld van. In sommige havens sloot men door middel van sluisdeuren eb en vloed bui ten. Al in het begin van de zeventiende eeuw deed Middelburg dat met een dok, waarmee het de eerste getijdenvrije haven van de Republiek werd. Vlissin gen volgde enkele jaren later. Dit soort havens staat te boek als dok- of gesloten havens. Een dokhaven is overigens iets anders dan een droogdok (of Engels dok). Daar konden schepen droog worden gezet en gerepareerd; in een dokhaven lagen ze in het water met een vast peil. SPUIKOMMEN De meeste kleine havens in het Deltagebied waren en bleven echter tijhavens. Achter zo'n haven werd op veel plaatsen een spuikom of'houwer'gegraven. Met de vloed stroomde dat bassin vol, bij eb leeg. Met het uitstromende water konden de haven en de toegang tot de haven in de vorm van de havengeul op diepte worden gehouden. Ook kon de haven schoongespuid worden. Vaak kwam op ditzelfde punt ook overtollig polderwater uit het achterland via een uitwateringssluis (of later via een gemaal) naar buiten. Illustratief is de situatie in Colijnsplaatanno 1625 die we kennen dankzij een kaartje uit dat jaar. Omdat de haven kampte met het probleem van verzanding, had men de spuikom, 'het oude speuwaterj ten oosten van de haven verlegd naar de westzijde/den nieuwen houwer'. Daar vlakbij werd ook het polderwater ZEEUWS - 13-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2014 | | pagina 13