over de weg rendabeler dan over water, maar nog lang
nadien werden de havens in de volksmond betiteld als
bietenhavens. Zoals in de volksmond ook vaak sprake
was van de kaai ter aanduiding van de haven.
Met zijn grote kustlengte en vele polders telde Zee
land heel veel van dergelijke haventjes, maar door
verzanding, aanslibbing en voortgaande bedijking
raakten vele in onbruik. Door de Deltawerken en de
dijkverzwaring reduceerde hun aantal verder; het wa
ren zwakke schakels in de hoofdwaterkering. Wie goed
kijkt, kan echter her en der, vaak ver van open water
vandaan, nog sporen van de haventjes aantreffen.
Zoals bijvoorbeeld in Beldert bij Dreischor, rondom
het voormalige eiland Wolfaartsdijk en verspreid in
Zeeuws-Vlaanderen. Soms bestaat de herinnering uit
niet veel meer dan een naam, zoals Zaamslagveer te
genover Stoppeldijkveer, tot 1845 onderling geschei
den door het water van het Hellegat. Het kwam ook
voor dat een nieuwe haven werd aangelegd naast de
oude en gedempte haven; daarvan bieden Colijns-
plaat en Sint-Annaland voorbeelden.
RESTERENDE TIJHAVENS
Er zijn veel tijhavens verdwenen, maar we hebben
onder meer nog de haven van Flaauwers aan de
zuidkust van Schouwen. Die ontstond in 1860 vanuit
een simpele steiger aan de dijk en kreeg in 1910 een
later verlengde havendam. Een weegbrughuisje herin
nert hier aan de vroegere functie als landbouwhaven,
terwijl het aan de haven gelegen restaurant de Hee
renkeet de vergaderplaats was van de heren polderbe
stuurders. We hebben ook nog de Oesterput, aan de
noordkust van Noord-Beveland. Die werd als schelp
dierlocatie aangelegd vanaf 1881, maar kreeg al snel
de functie van bietenhaven, als overloophaven voor
die van Colijnsplaat. Na 1960 werd de haven niet meer
gebruikt, maar de kade bleef goed herkenbaar. Van
daag de dag is het beheer in handen van Het Zeeuwse
Landschap. Er is ook nog de Rattekaai. Dit oorspron
kelijke landbouwhaventje van Rilland, ontstaan na be
dijking van de Eerste Bathpolder in 1856, is te vinden
aan de oostkant van het uiteinde van de Separatiedijk
tussen de Eerste en Tweede Bathpolder. Ook hier
laat het havenplateau zich goed herkennen. In 1911
raakte de noordelijke dijk van de Bathpolders zwaar
gehavend. Men heeft daarna de buitenberm versterkt
met een betonglooiing volgens het systeem De
Muralt. Een gedenksteen in het havenhoofd verwijst
ernaar. Bijzonder en uitzonderlijk is de status van de
Rattekaai: de eigenlijke haven is als cultureel erfgoed
rijksmonument, de omgeving die onderdeel vormt
van het Verdronken Land van Zuid-Beveland, wordt als
natuurgebied beheerd door Natuurmonumenten. En
dan was er vroeger de haven van Emmadorp, lange tijd
een icoon voor alle verdwenen tijhaventjes. Van verre
herkenbaar aan de witte havenmeesterswoning, van
dichtbij aan enkele in het slik achtergebleven schuiten
en de combinatie van haven en spuikom met daartus
sen een sluisje. Dat alles ligt tegenwoordig onder een
hoge dijk. Het nabije Paal is sinds 1980 een voorbeeld
van een betrekkelijk nieuwe tijhaven, nadat ook dit
oude haventje onder de op Deltahoogte gebrachte
dijk was verdwenen. Als geen ander element in ons
Tijdens laagwater
liggen de boten op
het slik in de haven
van Paal.
(E. Stikvoort)
landschap vormen de tijhaventjes een tastbare herin
nering aan welhaast de belangrijkste karakteristiek van
Zeeland: een land van overkanten. Het behoud van
deze weinige nog overgebleven haventjes zou daarom
gewaarborgd moeten zijn. Ze herinneren daarnaast
aan een bestaan op het ritme van eb en vloed. Aan de
mogelijkheden die het relatief grote getijverschil bood,
maar ook aan de beperkingen; een tijhaven was maar
enkele uren per dag bereikbaar. Voor een getijmolen
gold iets dergelijks; die kon alleen bij afgaand water
energie opwekken. Als de plannen voor energieop
wekking uit getij worden gerealiseerd wordt aan deze
bladzijde uit de Zeeuwse geschiedenis een nieuwe
toegevoegd, waarbij de mogelijkheden van het getij-
verschil op lijken te wegen tegen de beperkingen.
dr. A. de Klerk is historisch geograaf
Aan de westzijde
van de Oesterput
herinneren een
kade en houten pa
len aan de functie
als getijhaven.
(E. Stikvoort)