StrnzenMan+eo
f*
'u?:
be|
Ze
koi
var
O
Heerlijk, het is bijna voorjaar! Op een dag waarop de eerste zonnestralen zich laten zien, zijn
Wannes en Keetje in een tuin, bij een groot landhuis. Ernaast ligt een bos. Zowel in het bos
als op het grasveld zien ze talloze bloemen, in de meest vrolijke kleuren."Die ken ik, dat zijn
sneeuwklokjes", weet Keetje. "Ja, en daar verderop herken ik al de krokussen", zegt Wannes.
"Die zijn bijna altijd paars, wit of geel."
Wannes en
l Keetye
ane
kij J-
lan
Ze<
me
Zij
wa
we
vrc
noi
rijk
bic
rek
Zei
vrc
voi
Lar
He
Tekst: Carolien van de Kreeke
Illustraties: Herman Nauta, www.hermannauta.nl
Zo lopen ze ongemerkt richting het huis. "Keetje,
ruik je dat ook?", vraagt Wannes. "Ja, heerlijk, ik ruik
pannenkoeken!" En opeens zien ze dat iemand
hen wenkt. Het lijkt wel een soort kasteelheer!
"Kinderen, wat doen jullie daar in de tuin?"
Wannes en Keetje kijken verlegen naar de grond.
"Nou, eeh stamelt Wannes verlegen. Gelukkig
vult Keetje hem aan: "We zagen hier zoveel
prachtige bloemen. En toen stonden we ineens
hier ..."Gelukkig vindt de man, die zich voorstelt
als Adelbert, het helemaal niet erg. Hij nodigt
hen zelfs uit om binnen te komen! "Ik was net
pannenkoeken aan het bakken. Lusten jullie er
ook één?", vraagt Adelbert. Nou, dat slaan Wannes
en Keetje niet af! Maar hé, wat doet Adelbert nu?
Als hij het beslag in de pan geschonken heeft,
strooit hij er bloemetjes op Het zijn dezelfde
als die Wannes en Keetje zojuist buiten gezien
hebben! "Het zijn de bloemetjes van primula's",
vertelt Adelbert. "Ik heb ze vanochtend hier
in de tuin geplukt. Je kunt ze gewoon eten. In
het Zeeuws worden ze 'bakkruudjes' genoemd."
Even later zitten ze gezellig aan tafel. Adelbert
neemt de tijd om Wannes en Keetje van alles
over de mooi gekleurde bloemen te vertellen, die
'stinzenplanten'genoemd worden.
ZEEUWS -20-LANDSCHAP