Veel inheemse planten en dieren komen vooral voor in de overgangen tussen
pioniermilieus, graslanden, ruigtes, struwelen en bossen. Maatregelen om deze
milieus in stand te houden zijn vaak gebaseerd op menselijk landgebruik, zoals
kappen, plaggen, maaien en beweiden. Ooit waren het echter niet mensen, maar
grote planteneters en natuurlijke processen die deze rol vervulden. Het terugbrengen
van grote grazers in natuurgebieden is een middel om de gewenste landschappen en
bijbehorende soortenrijkdom op een natuurlijker manier te laten ontstaan.
DE ENE GRAZER
IS DE ANDERE NIET
Het oorspronke
lijke Europese wilde
paard is uitge
storven, maar zijn
genen leven voort
in diverse robuuste
rassen, zoals deze
koniks.
(Esther Unnartz,
FREEnature) Door Huibert Simons en Leo Linnartz
In een ver verleden leefden er allerlei grote grazers
in ons land. Zonder invloed van de mens bestond
het landschap uit een afwisseling van open grasland,
halfopen en gesloten bos. Bosolifant, waterbuffel,
reuzenhert en twee soorten neushoorns leefden er
in een klimaat dat niet veel van het huidige afweek.
Tienduizenden kleinere soorten, in co-evolutie met
wilde grazers ontstaan, konden zich goed handhaven
in bosweides. Deze bosweides waren ooit wijdverbreid
in Nederland en elders, maar door modernisering ver
dwenen ze in rap tempo en daarmee de bijbehorende
biodiversiteit.
BEGRAZING
Oerossen, wilde waterbuffels en paarden behoorden
ook tot deze grote grazers, maar zijn door jacht en
concurrentie uitgestorven. Wisent, edelhert, damhert,
eland en wild zwijn zijn er nog wel. Inmiddels zijn
ZEEUWS -22-LANDSCHAP