broedbiologie van enkele weidevogels in Niets in de natuur is toeval, alles heeft een reden. De geur van een bloem, de kleur van een vogel, de smaak van bessen en ga zo maar door. Over het ontstaan van de verschillen valt te discussiëren, maar dat ze allemaal functioneel zijn staat vast. Dit geldt bij vogels voor uiterlijke kenmerken, maar ook voor de reproductiestrategie; de manier waarop ze zich voortplanten. Zo beginnen roofvogels vanaf het moment dat het eerste ei gelegd is met broeden en weidevogels pas als het laatste ei gelegd is. Maar waarom? ZOVEEL HOOFDEN, ZOVEEL ZINNEN Tekst Wannes Castelijns, foto's Chiel Jacobusse Weidevogels is een breed begrip en het is ook niet precies te definiëren. We denken misschien niet als eerste aan eenden en zangvogels, toch zijn er daaronder heel wat soorten die we als typische weidevogel kunnen beschouwen. Bijvoorbeeld de slobeend en de zomertaling, die nagenoeg altijd in natte weilanden broeden. De veldleeuwerik is waarschijnlijk beter bekend als weidevogel, hoe wel deze ook op akkers broedt. Hetzelfde geldt voor de graspieper en de gele kwikstaart; het zijn van oudsher typisch Zeeuwse soorten van het open boerenland. Toch denken de meeste mensen bij'weidevogels'waarschijnlijk aan steltlopers in de wei. Vroeg in het voorjaar zijn deze steltlopers namelijk erg opvallend aanwezig en maken dan veel lawaai. In Zeeland gaat het dan vooral om vier soorten: kievit, scholekster, grutto en tureluur. Een vijfde soort, de kluut, zou je zelfs een typisch Zeeuwse weidevogel kunnen noemen. De broed biologie daarvan zal in een afzonderlijk artikel in één van de volgende edities van dit blad aan de orde komen. Toch zijn ze niet allemaal nauw aan elkaar verwant en hebben naast enkele overeen komsten ook behoorlijke verschillen. De lange poten hebben ze met elkaar gemeen, vandaar dat ze steltlopers heten. Maar alleen al hun baltsge drag is zeer verschillend. BALTSTIJD IN DE WEIDE Bijna iedereen kent de luchtacrobatiek van kievi ten wel, met flappende, zoemende vleugelslagen en buitelingen gaan ze door de lucht, gepaard met gekke'kiiwiiit'-geluiden. De mannetjes doen dit om elkaar te imponeren en een territorium af te bakenen, maar ook om een vrouwtje in hun gebiedje te lokken. Vervolgens doen ze er alles aan het vrouwtje het hof te maken: lopend, draai end, vliegend en vooral door het opvallend, met de borst tegen de grond uitschrapen en draaien van nestkuiltjes. Scholeksters zijn over het algemeen partnertrouw en bezetten vaak jaarlijks hetzelfde territorium. Er zijn wel eens 'groepsvergaderingen' langs de grens van territoria, maar bij de vaste paren is die grens snel duidelijk. Ze brengen het begin van het voorjaar nog geregeld door in groepjes. Voor vrijgezelle, jonge mannen is het leven wat zwaar der. Zij moeten een partner zien te winnen; veelal gebeurt dat in groepen. Ze kunnen daarbij dagen roepen, het schelle'pieten'. Dit levert natuurlijk wel eens strubbelingen op met mannetjes die al een partner hebben en die graag houden. Ook grutto's blijven vaak lang in groepen bijeen. Bij een gezonde populatie zijn dit vaak grote groepen. Ze kunnen tijdens de balts op hoge snel heid grote rondes met een diameter van wel meer dan een kilometer vliegen, doen dat in een soort treinformatie en roepen dan heel snel hun eigen naam. De plaatstrouw van de grutto zorgt ervoor dat dezelfde vogels jaarlijks herenigd worden, maar ze gaan niet zoals de scholekster het gehele jaar als paar door het leven. Iets later in het voor jaar vallen de groepen toch langzaam in paren uiteen. De mannen vliegen nog veel gezamenlijk, maar landen verdeeld over de territoria vlakbij hun vrouwtjes. Na de statige landing houden ze hun vleugels imponerend omhoog. Het omhoog houden van de vleugels is misschien nog typerender voor de tureluur. Op het eerste gezicht is het een gewone, bruingespikkelde Foto pagina 6 Grutto vrouwtje. ZEEUWS - 7-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2015 | | pagina 7