|N
He
Me
Wannes en Keetje zijn op zoek naar bramen. Ze hebben al een paar bramenbossen ge
zien, maar ze zoeken een plekje waar nog niet veel mensen geweest zijn. Daar zitten nog
volop bramen aan de struiken. "In dat paadje", wijst Wannes. Ze lopen het pad in. Ja hoor,
daar staan struiken die vól zwarte bramen hangen. Mmmmmm!
-1 I
r I#
-
Braden t>(ukker\
Tekst: Carolien van de Kreeke
Illustraties: Herman Nauta, www.hermannauta.nl
Ze beginnen met plukken. Voorzichtig pakken ze de
bramen, want als je hard knijpt, gaan ze kapot.
"Kijk eens Wannes hoe vol mijn emmertje al is!"
Tsjonge, ja, Wannes ziet het. Keetje heeft al veel
bramen geplukt. Wannes heeft er nog niet zoveel.
Zijn emmertje is nog maar voor de helft vol. Dat komt
omdat hij tussendoor af en toe een braam snoept
Ze zijn zó lekker! Als Keetje haar emmertje vol is,
gaat ze Wannes helpen. "Hee, Wannes, je hebt een
klein beetje bloed op je arm." Wannes kijkt ernaar.
Inderdaad, hij ziet het. Gelukkig doet het geen zeer.
"Het komt vast door zo'n doorn, die aan de takken
zit. Ik had het niet eens gemerkt", zegt hij. Dat komt
natuurlijk omdat ze zo druk aan het plukken zijn. Ze
vinden het erg leuk om te doen!
Bramen kun je eigenlijk overal tegenkomen.
Ze groeien graag tussen of bij andere struiken.
Ze hebben buigzame takken, die heel lang
kunnen worden. Zodra een tak de grond raakt,
maakt hij daar opnieuw wortels en groeit er een
nieuwe struik. Zo wordt een bramenstruik al
gauw een dicht, ondoordringbaar bosje.
V* Rond juli komen er lichtroze bloemetjes
aan de takken. Daarna ontstaan er vruchtjes.
Die lijken al op kleine bramen, maar zijn hard
en groen. In de loop van de tijd worden ze
donkerrood. Langzaam worden ze donkerblauw
of zwart en kun je ze eten. Niet alleen wij, maar
ook vele soorten vogels zijn dol op de vruchten.
Keet/e^
.cv-
I wanne*
I
ZEEUWS -22-LANDSCHAP