heel indringende wijze mee geconfronteerd werden.
In voorbereiding op de opstelling van een beheer-
plan voor het gebied onderzochten we de flora.
Dat gebeurde niet door op de gebruikelijke manier
een vegetatiekaart te maken, maar door het heel
nauwkeurig in kaart brengen van de verspreiding
van een aantal soorten. Die soorten - tegenwoordig
zouden we het doelsoorten noemen - selecteerden
we op basis van wat er bekend was over hun eco
logie. Melkkruid als zoutminnende en veldlathyrus
juist als strikt zoutmijdende soort. Grote ratelaar als
indicatorsoort voor bloemrijke hooilanden en mui
zenstaartje als typerende plant op melkplaatsen en
andere terreinen met veel betreding. Draadklaver is,
samen met smalbladige rolklaver en kleine leeuwen
tand, kenmerkend voor de overgang van zout naar
zoet. Door deze soorten, waarvan de ecologische
eigenschappen uit en te na bekend zijn, in kaart te
brengen, kregen we meer inzicht in de kwaliteiten
van het gebied. Bovendien leverde het een nauw
keurig beeld op van de verspreiding van diverse
waarden. De vraag "Waar moet je op welke plaats als
beheerder op inspelen of rekening mee houden?"
kon steeds nauwkeuriger beantwoord worden.
Gewoon en toch kieskeurig
Naast de soorten die kenmerkend zijn voor waarden
die we als natuurbeheerder wilden beschermen,
waren er ook soorten die onze nieuwsgierigheid
opriepen. Soms ging het om zeldzaamheden als de
kruipganzerik of de graslathyrus, waarop je als na
tuurbeheerder natuurlijk heel goed wilt letten. Maar
ook de verspreiding van heel gewone soorten als
madeliefje of hopklaver vertoonde een patroon waar
op het eerste gezicht geen touw aan vast te knopen
was. We besloten om een beperkt aantal van die
ogenschijnlijk alledaagse soorten toch minutieus in
kaart te brengen. Eén daarvan was de hopklaver, een
algemene plant die je in de eerste de beste Zeeuwse
berm kunt vinden. Per vakje van 100 vierkante meter
werd op een grote kaart vastgelegd of de hopklaver
er al of niet voorkwam. Het resultaat hadden we in
onze stoutste dromen niet verwacht: de hopklaver
bleek uitsluitend voor te komen op oeverwallen,
zoals die vanaf de vroege Middeleeuwen langs alle
grotere en kleinere getijdenkreken gevormd waren.
Oeverwallen
Het ontstaan van oeverwallen langs een getijden-
kreek is een verhaal op zich. Bij het opkomen van de
vloed stroomt het vloedwater met flinke snelheid
door de getijdenkreken en het voert dan allerlei ma
terialen met zich mee, zoals zand, slib, schelpen en
afgestorven schorrenplanten. Als het water zo hoog
gestegen is dat een kreek buiten zijn oevers treedt,
verliest het in één klap zijn stroomsnelheid, omdat
het plotseling alle ruimte krijgt. Door het verlies van
de stroomsnelheid zinkt alles wat met het water
wordt meegevoerd vlak naast de getijdenkreken
naar de bodem. Daardoor ontstaan er hier natuur
lijke 'dijkjes', de zogenoemde oeverwallen.
Op al die voormalige oeverwallen in de Moer, groot
of klein, nog fraai intact of onherkenbaar geworden
door egalisering, was en is de hopklaver te vinden.
2015 is het Jaar van de Bodem. De bo
dem is de basis voor zaken die vaak als
vanzelfsprekend gezien worden: voed
sel, natuur, energie, wonen, drinkwater
en de koolstof- en stikstofkringloop.
Alles begint bij de bodem. De bodem
is daarmee het fundament van ons be
staan. Het bijgaande artikel toont dat
de bodem niet alleen bepalend is voor
de organismen die erop voorkomen,
maar dat het ook een spiegel van de
geschiedenis is.
Daarbuiten groeit de hopklaver in de Yerseke Moer
nergens. Dat bleek toen we aan het karteren waren.
We waren nog maar een eindje gevorderd toen we
zagen hoe zich voor onze ogen beetje bij beetje de
landkaart van 1500 jaar geleden ontvouwde: het
karteren van de oeverwallen leverde een heel nauw
keurig beeld op waar in de vroege Middeleeuwen de
getijdenkreken hun slingerende verloop hadden.
De verklaring van het aangetroffen patroon kostte
toch wel wat hoofdbrekens. Totdat we de versprei
ding van de hopklaver in verband brachten met de
zuurgraad van de bodem. Dat bleek al snel een per
fecte match op te leveren! Achteraf ook een tamelijk Hopklaver.
logische: juist op de oeverwallen waren veel schel- (C. Jacobusse)
pen afgezet en die zorgden dankzij de kalk een (voor
hopklavers noodzakelijke) niet-zure bodem. Achteraf
een eenvoudige verklaring, maar destijds een heel
bijzonder avontuur!
Eigenlijk rest er maar één conclusie. De kernkwaliteit
van de Yerseke Moer is niet gelegen in de fraaie zout-
vegetaties of in de rijke weidevogelstand. Evenmin
in het bijzondere landschap met zijn aardkundige en
cultuurhistorische patronen. Het zijn al die waarden
in hun onderlinge samenhang die de Moer in de
ware zin van het woord uniek maken.
C. Jacobusse is hoofd ecologie en kwaliteitszorg van
stichting Het Zeeuwse Landschap
ZEEUWS -