--.rx*m?sï
14'
W
in recente jaren lijken de moderne insecticiden een
nieuwe grauwsluier over het platteland te leggen.
Het is net als met geneesmiddelen: elk heeft zijn
bijwerkingen en soms is het middel erger dan de
kwaal. In de afgelopen jaren heeft een nieuwe,
in 1991 geïntroduceerde groep van synthetische
bestrijdingsmiddelen, de neonicotinoïden, veel
aandacht gekregen. Deze zijn dodelijk voor insec
ten. Het lijkt zo mooi: de zaden worden preventief
behandeld met het middel, dat vervolgens overal in
de groeiende plant terechtkomt en zo alle
delen tegen plaaginsecten beschermt. Maar omdat
het middel overal in de plant zit, is het niet alleen
dodelijk voor plaaginsecten zoals luizen. Ook tal
van andere, onschadelijke of nuttige insecten, zoals
nectar-zuigende vlinders of stuifmeel-verzamelende
bijen, worden slachtoffer. In het versimpelde,
agrarische landschap waar leefgebieden ontbreken
leidt dat tot een afname van de insectenfauna. Dat
werkt hoogstwaarschijnlijk weer door naar de vele
vogelsoorten die voor hun voeding afhankelijk zijn
van insecten. Nederlands onderzoek wijst uit dat
vogelpopulaties na de introductie van Imidacloprid
(een veel toegepast neonicotinoïde) van jaar tot jaar
afnemen in gebieden waar de concentraties van het
bestrijdingsmiddel in het oppervlaktewater boven
de 20 nanogram per liter uitkomen.
RADICALE OMMEZWAAI NODIG
Bijna 70% van het Nederlandse landoppervlak heeft
een agrarische bestemming, dus wat daar gebeurt
drukt een grote stempel op de algehele natuur-
rijkdom van ons land. Er is een radicale ommezwaai
op het platteland nodig om het tij te keren. Is er nog
een weg terug naar een platteland met meer natuur
waarden? Heel veel boeren zouden dat graag willen.
Ook zij zijn niet gelukkig met een bedrijfsmodel dat
alleen maar uitgaat van een maximalisering van de
productie ten nadele van natuurwaarden. De steeds
betere mogelijkheden om nauwkeurig en gedoseerd
te bemesten en de landelijke koers richting 'nee,
tenzij' in het gebruik van pesticiden in de landbouw,
zijn ontwikkelingen die de goede kant uitgaan, maar
ze zijn onvoldoende om het grote verschil te maken.
Er moet meer gebeuren.
Wat vooral nodig is, is meer ruimte voor natuur en
natuurlijke processen op het boerenbedrijf; natuur-
inclusieve landbouw moet de standaard worden.
Dat, gekoppeld aan een 'nee, tenzij'-gebruik van
pesticiden, kan een wereld van verschil maken, niet
alleen voor de natuur, maar ook voor de belevings
kwaliteit van het buitengebied. Het is teleurstellend
dat de vergroening van het Europese landbouw
beleid tot dusver op zoveel weerstand stuit, ook in
Nederland. Fysieke ruimte voor natuur op het land
bouwbedrijf was hiervan een belangrijk onderdeel.
Helaas is het oorspronkelijke pakket tot een vrijwel
betekenisloos geheel uitgekleed.
EEN BETERE TOEKOMST?
Daar staan wel hoopvolle ontwikkelingen tegenover.
Veel boeren zien de waarde van meer natuur in hun
bedrijfsvoering. De vele agrarische natuurvereni-
gingen die daar mee bezig zijn vormen daarvan het
bewijs. Het aantal biologische landbouwbedrijven
neemt over de jaren geleidelijk toe. Er is bovendien
een groeiend aantal Nederlanders dat voor ecolo
gisch verantwoorde ('biologische') producten meer
wil betalen. Laten we hopen dat de Nederlandse
en Europese overheden daarop inspelen en met
duidelijke, verplichtende richtlijnen de natuur op
het platteland weer een kans geven. Daarbij moeten
ze uiteraard de inkomenspositie van de boeren niet
vergeten.
dr. M.A. Hemminga is directeur van stichting
Het Zeeuwse Landschap
■LANDSCHAP
Graspieper, vogel
van het platteland.
(C. Jacobusse)