stadhouderWillem V (in 1786) werden getrakteerd
op een bezoek aan de Westkappelse Zeedijk, een dijk
waaraan sinds de vijftiende eeuw vrijwel permanent
wordt gewerkt. Tegenwoordig tonen we onze gasten,
naast de Oosterscheldestormvloedkering, graag de
resultaten van het kustversterkingsproject Zwakke
Schakels, zoals bij Breskens en aan de zuidwestkust
van Walcheren. Als onderdelen van de primaire
waterkering liggen ze in de'etalage'. Minder in het
zicht liggen de binnendijken, maar die zijn er niet
minder belangrijk om. Ze vormen een rode draad in de
bewoningsgeschiedenis en zijn de ruggengraat van
het Zeeuwse landschap!
dr. A.P. de Klerk is historisch geograaf en redactielid van
ZEEUWSLANDSCHAP
De Koudekerksche
Inlaag, met links de
inlaag- en rechts de
zeewerende dijk.
(E. Stikvoort)
Ook kon men een binnendijk geheel of gedeeltelijk
afploegen en bij het bouwland trekken. Daarmee
was een zogeheten zaaidijk geboren. Reeds uit de
veertiende eeuw zijn daarvan voorbeelden bekend.
Kaartmaker Pieter Pourbus wist in de zestiende eeuw
van diverse dijken bij Groede te melden dat het
"platten, bezaeyden"dijken waren. Overigens was de
overheid fel gekant tegen het compleet weggraven
van binnendijken. In 1452 verbood Philips van
Bourgondië deze praktijk, omdat de veiligheid ermee
in het geding was.
DIJKDOORBRAKEN
Werd een waterkerende dijk bedreigd, dan legde men
binnenwaarts een inlaagdijk aan. Brak de eerste dijk
door, dan werd zo alleen de kuip of inlaag aan het
water prijsgegeven. Mede door deze passieve manier
van kustverdediging is de zuidkust van Schouwen in
een tijdsbestek van enkele eeuwen achteruitgelegd
en ging circa 3.000 hectare land verloren. Ook
de noordkust van Noord-Beveland biedt hiervan
voorbeelden. Dijkrestanten in de vorm van nollen
en bouten herinneren aan deze terugtrekkende
bewegingen.
Er bestond nog een manier om bij een dijkdoorbraak
niet een complete polder te laten inunderen: de
aanleg van zogeheten compartimenteringsdijken in
de polder. Al eind dertiende, begin veertiende eeuw is
daarvan sprake als men het heeft over vijfzodendijken.
Dergelijke dijken danken hun naam aan hun
oorspronkelijke kruinbreedte van vijf zoden. Tussen
Hoedekenskerke en Baarland bestaat nog zo'n dijk,
en ook bij Oudelande. Een recent voorbeeld vormt de
Delingsdijk, die na de Ramp van 1953 op Schouwen
is aangelegd tussen Brouwershaven en Serooskerke.
Kwam het vroeger onverhoopt tot een dijkdoorbraak,
dan legde men de nieuwe dijk meestal in een bocht
om het dijkgat (de weel).
DIJKMATERIALEN
De Zeeuwse dijken werden vaak opgeworpen met
het meest voorhanden materiaal: klei. Daarnaast
kennen we ook dijken van zand met een afdekking
van klei. Kenmerkend is het veelal asymmetrische
profiel: een flauwe helling aan de (vroegere) zeezijde
om de golven te laten uitlopen, tegenover een
steilere helling aan de landzijde. Daarmee leveren de
dijken als het ware een wijzer om de geschiedenis
van het landschap te kunnen lezen. Ook diep in het
binnenland wijzen ze nog steeds de weg naar vroeger
dat was ooit buitendijks en dat ooit binnendijks.
Met de toepassing van paalwerken, natuursteen-
en betonglooiingen en asfalt werden en worden
de waterkerende dijken steeds verder versterkt,
verhoogd en verbreed. Een museum-glooiing bij
het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk toont de
diversiteit aan toegepaste materialen. De betonnen
Muraltmuurtjes verhoogden vanaf 1906 dijken, zonder
ze te hoeven verbreden. Vanaf 1958 zijn de dijken op
Deltahoogte gebracht. Sindsdien is dijkversterking een
permanente opgave.
Dijken zullen het gezicht van Zeeland blijven bepalen
Ze zullen ook tot de verbeelding blijven spreken. Dat
was vroeger al zo, toen hooggeplaatste gasten als