van Terra Maris WINTERKLEED-ZOMERKLEED 9» Kemphanen in zomer- en win ter kleed (rechts). (J. Tuin) Vogels wisselen doorgaans meerdere keren van verenkleed. Als een kuiken uit z'n ei kruipt heeft die natuurlijk nog veel bescherming nodig. Niet alleen zijn ouders waken over zijn veiligheid, maar ook het verenkleed helpt daarbij. Dat is in eerste instantie vooral gericht op camouflage, zodat het prille jong niet opvalt in zijn omgeving. Uit veren bestaat zijn 'pak' dan nog niet, maar uit dons. Dit verandert langzaam in het zogenoemde juveniele kleed, wat de jonge vogels na het groeien nodig hebben om uit te kunnen vliegen. Dit is het eerste kleed dat uit echte veren bestaat. Aan het einde van de zomer of in de herfst ruilen de juveniele vogels die eerste veren in voor een winterkleed. Dit is doorgaans wat dikker, zodat het meer warmte vasthoudt, wat nodig is om de winter door te kunnen komen. Vaak is dit eerste winterpak ook wat kleurlozer dan dat van de volwassen vogels. In de nadagen van de winter tot in het begin van het voorjaar wisselen de vogels hun winterkleed in voor het zomerkleed. Dit is bij de meeste soorten veel uitbundiger van kleur. Bij de meeste soorten zijn de mannetjes daarbij in de voortplantingstijd het kleurrijkst. Hiermee proberen ze indruk te maken op de vrouwtjes. Dit doen ze niet alleen met fellere tinten, maar sommige soorten ontwikkelen bij het zomerkleed ook allerlei'accessoires', zoals kleurvlekken, pronkveren en sierkragen. Op de foto zie je twee opgezette kemphanen uit de collectie van Terra Maris. Het rechtse mannetje is in winterkleed. Zijn verenpak is grijs en onopvallend. Links staat een kemphaan in zomerkleed. Hij heeft een sierkraag: bont gekleurd en uitbundig. In de baltstijd strijden de hanen om de vrouwtjes, waarbij ze de halsveren wijd uitzetten. Die sierkragen kunnen van mannetje tot mannetje zeer verschillen, van helemaal wit tot helemaal zwart. Mocht u zich nou altijd al hebben afgevraagd waar alle mannetjes wilde eenden zijn gebleven na de broedperiode: er bestaat nóg een kleed, het zogeheten eclipskleed. Wilde eenden (en ook andere eendensoorten) ruien na het broedseizoen al hun slagpennen (de grote veren van de vleugels) in één keer. Hierdoor kunnen ze een korte periode niet vliegen. In het kleurrijke zomerkleed zouden de mannetjes teveel opvallen in deze voor hen zeer kwetsbare tijd. Omdat ze niet kunnen vliegen zijn ze dan immers een veel makkelijker prooi voor bijvoorbeeld roofvogels. Ze krijgen in die ruiperiode hetzelfde verenkleed als de vrouwtjes. Daarmee zijn ze beter gecamoufleerd en vallen minder op tussen het riet en op de oevers. Jan Tuin 18 - LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2016 | | pagina 22