De kenmerkende vliedbergen zijn intrigerende elementen in het Zeeuwse landschap.
Ze inspireren bewoners en bezoekers tot uiteenlopende verklaringen en theorieën over
hun functie en gebruik.
De reconstructie
van een motte-
kasteel bij museum
Terra Maris in de
Manteling van
Walcheren.
(A. Troy,
andytroy.nl)
door Bram Silkens en llja Mostert
kon dragen. Als de bodem was'gezet', kon een stenen
toren de houten vervangen. Een andere verklaring
is dat in Zeeland geen natuursteen voorkomt en
baksteen pas in het begin van de dertiende eeuw
werd geïntroduceerd. Aangezien de bergjes in
Zeeland relatief klein zijn, in tegenstelling tot de
stenen burchten in Leiden en Oostvoorne die een
vergelijkbare oorsprong hebben, is het waarschijnlijk
dat ze in opdracht van de kleine landadel zijn
opgeworpen. Bouwen in hout was immers veel
goedkoper.
Alleen voor de meest draagkrachtige heren
was het mogelijk de houten toren door één van
steen te vervangen, zoals bij de Berg vanTroje bij
Borssele. Daarmee werd het ook mogelijk grotere,
statusverhogende gebouwen te realiseren, waarin
wooncomfort en verdedigbaarheid gemakkelijker te
combineren waren. Steenbouw was ook noodzakelijk
ter verdediging tegen de nieuwe, betere wapens. De
introductie van baksteen leidde tot een nieuw type
kasteel, de zogenaamde waterburcht. Denk hierbij aan
het Muiderslot of Slot Loevestein.
VOORHOF
Vaak lag aan de voet van de berg een voorhof, de
woonplaats van de heer. Omdat de kleinere landadel
de Zeeuwse mottes bouwde, is over de invulling
van het voorhof historisch niets overgeleverd. Dit in
tegenstelling tot bijvoorbeeld de heren van Voorne,
die veel hoger op de sociale ladder stonden. De
rentmeesterrekeningen van de burcht te Oostvoorne
geven een kijkje in de gebouwen en op de activiteiten
De naam suggereert een hoger gelegen vluchtplek
tijdens watersnood. Uit archeologisch onderzoek
blijkt echter dat een deel van de vliedbergen begon
als een opgeworpen woonterp - de zogenaamde
twee-periodenbergen - terwijl het andere deel
direct als hogere kasteelberg of mottekasteel is
opgeworpen door de lokale ambachtsheren. Hun
oorsprong ligt in de Middeleeuwen. In Zeeland zijn
circa tweehonderd van deze bergjes opgeworpen,
waarvan het merendeel op Walcheren en Zuid-
Beveland. De meeste zijn in de loop der tijd door
erosie, beploegen en afgraven verdwenen onder
akkers, weilanden, tuinen of erven.
MOTTEKASTEEL
Een motte is een kunstmatige heuvel met steile
zijden, meestal omgeven door een droge of natte
gracht. Op de afgeplatte top bouwde men ter
verdediging van de omgeving een versterking. De
mottes kregen een hoogte tussen de drie en twaalf
meter. De grond werd gewonnen door het graven van
de gracht. Aan de voet van de bergjes lag meestal de
nederzetting, waar de heer en zijn gevolg woonde:
het voorhof. Bij museum Terra Maris is een prachtige
motte met toren gereconstrueerd. Er zijn plannen
om er op korte termijn ook het bijbehorende voorhof
vorm te geven.
HOUT- EN STEENBOUW
Uit opgravingen blijkt dat de toren in eerste
instantie van hout was. Dat zou zijn omdat een net
opgeworpen berg nog geen bakstenen constructie
ZEEUWS
-10-LANDSCHAP