In Zeeland zijn flink wat zuidelijke soorten erbij gekomen. inmiddels wel overtuigd. Dat veel planten en dieren zich naar het noorden uitbreiden is ook een duidelijk feit. VOORAL LIBELLEN Die uitbreiding gaat heel hard bij de libellen, die zich makkelijk over grote afstanden kunnen verplaatsen. De laatste jaren zijn er in Zeeland flink wat zuidelijke soorten bij gekomen. Sommige daarvan zijn ondertussen zelfs al tamelijk gewoon. Zo rukten gaffelwaterjuffer, zuidelijke oeverlibel (hoewel nog incidenteel), zuidelijke heidelibel en kanaalwaterjuffer naar Zeeland op. Voor de laatste drie nieuwkomers moetje nu nog in Zeeuws-Vlaanderen zijn. De gaffelwaterjuffer komt inmiddels al wat verder noordwaarts voor en is ook op Walcheren en in de Kop van Schouwen te bewonderen. Hoe snel het de laatste jaren met deze soort is gegaan blijkt wel uit de'Veldgids Libellen' uit 2007. Daarin staat nog geen enkele stip op de Nederlandse kaart, terwijl deze soort in Zeeuws- Vlaanderen nu vrij gewoon is. Bij bijna alle andere soortgroepen blijken vooral de mobiele soorten naar het noorden op te rukken. Bekende voorbeelden in Zeeland zijn daarbij klimopbij, Franse veldwesp, wespenspin, zuidelijk spitskopje, eikenprocessierups en bijeneter. algemene boom- en tuinhommel in Midden-Europa zullen uitsterven. De koude-minnende soorten die in Nederland aan de zuidrand van hun verspreidingsgebied leven, kunnen hier door de opwarming verdwijnen. Dat proces is echter veel lastiger waarneembaar. Een nieuwe soort valt direct op, maar bij een soort die het steeds moeilijker krijgt is een afname minder duidelijk zichtbaar. Vaak ligt het ook ingewikkelder, omdat er veel meer oorzaken kunnen zijn voor het lokaal uitsterven van een soort. MISMATCH IN TIMING Door de opwarming hebben veel planten een langer groeiseizoen en bloeien ze eerder. Insecten en vogels die van planten afhankelijk zijn moeten dan 'meebewegen'. Dat lukt niet alle soorten, omdat een aantal in hun levenscyclus vooral gestuurd wordt door de duur van het daglicht en andere door de luchttemperatuur. Daardoor'matcht' het niet altijd. Op het moment dat bijvoorbeeld voor de kuikens in het nest vooral rupsen nodig zijn, zijn die er niet meer, omdat ze nu al verpopt zijn. Sommige soorten kunnen makkelijker'mee schuiven', zoals de pimpelmees, dan andere, zoals de grauwe vliegenvanger. WINNAARS EN VERLIEZERS Enerzijds is het mooi dat er nu zoveel extra soorten zijn. Dat is soms echt genieten. Anderzijds zijn er ook'verliezers'en is er een risico op schade aan onze ecosystemen. Zo is er kans op verdringing van soorten. Dat blijkt bijvoorbeeld bij het gewoon spitskopje. Deze sprinkhaan is door de komst van het zuidelijk spitskopje nu veel minder algemeen. In Zeeland waren er in 2016 van deze voorheen zo talrijke soort nog slechts een handvol waarnemingen, terwijl inmiddels de zuidelijke immigrant overal domineert. Het voordeel voor de biodiversiteit van die nieuwe zuidelijke soorten blijkt tegen te vallen, want het zijn vooral de in zuidelijke streken toch al algemene soorten die zich noordwaarts uitbreiden. Bedreigde soorten blijken niette kunnen profiteren en kunnen extra in de knel komen. Wanneer de migratiesnelheid van soorten kleiner is dan de snelheid waarmee de klimaatzones verschuiven, kunnen die soorten de veranderingen niet goed bijhouden. Zo is voorspeld dat de bij ons nu nog De bonte kraai is als overwinteraar zo goed als uit Nederland verdwenen. (C. Jacobusse) De klimopbij neemt toe in Zeeland. (L. Calle) Ook zijn er verschuivingen in het trekgedrag van vogels. Soorten als witte kwikstaart, zwartkop en tjiftjaf blijven steeds meer bij ons overwinteren, terwijl soorten als bonte kraai, frater, velduil, smient en pijlstaart 's winters steeds verder in aantal afnemen. Ze blijven nu in noordelijker streken 'hangen'. Inmiddels zijn veel experts het er zelfs over eens dat een snelle klimaatopwarming één van de grootste bedreigingen voor de biodiversiteit vormt. L. Calle is medewerker ecologie van stichting Het Zeeuwse Landschap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2017 | | pagina 25