Bij het Zeeuwse landschap denken we eerder aan weidse akkers, rechte en kronkelige dijken en omvangrijke boerderijen met zwarte, gepotdekselde landbouwschuren, dan aan traditionele windmolens. Toch is de dichtheid ervan met zevenenzeventig exemplaren tamelijk hoog. In bijna elk Zeeuwse dorp en bijna elke stad staat er dan ook minstens één. En niet onbelangrijk: vele zijn vandaag de dag nog steeds in gebruik. door Jeroen van Dijke en Marinus van Dintel Combinatie van Geen romantischer beeld dan een Nederlands windmolenen dorps- of stadssilhouet met een kerk, bomen, naastgelegen moto- huizen en aan de rand of op de veste één of meer rischaangedreven molens. Ooit zouden er in Nederland meer dan maalderij in Kuitaart. 11.000 hebben gestaan. Tegenwoordig staat de (SCEZ,J. van Dijke) teller op circa 1.170. Gelukkig is de neergang van enkele decennia geleden gestopt. Er is zelfs een opgaande tendens, dankzij de herbouw van molenstompen die tientallen jaren ontdaan van hun wieken in het landschap stonden. Ook in Zeeland zijn er de afgelopen jaren diverse in volle glorie hersteld, zoals De Verwachting in Tholen (2009) en De Korenbloem in Kortgene (2011). TYPEN Stellingmolens met houten omloop en grondzei- lers domineren het huidige Zeeuwse molenbeeld. De eerste staan meestal binnen de bebouwde kom en moeten hoog opgetrokken zijn om voldoende wind te vangen. De laatste zijn kleiner en staan vaak aan de rand van of buiten het dorp of de stad. Beltmolens, die op een verhoging gebouwd zijn, komen beduidend minder voor en dan vooral in Zeeuws-Vlaanderen. Dit geldt ook voor het oudste type, de standerdmolen. Daarvan resteren er slechts vier: in Kloosterzande, Retranchement, Sint-Annaland en Waarde. Dit type'kwam'vanaf de 13e eeuw vanuit Noordwest-Frankrijk via Vlaanderen naar Zeeland. Die zuidwestelijke invloed vinden we nog terug in de hoofdzakelijk Romaanse en Vlaamse molenterminologie. Een goed voorbeeld is de benaming voor de grote spil in de molen: staak. Dit woord is ook terug te vinden in de Oost- en West-Vlaamse staakmolen. OUDST EN TYPISCH ZEEUWS De standerdmolen was in de late middeleeuwen vrij algemeen. De naam verwijst naar de houten standerd: een stevige, rechtopstaande, ronde balk waaromheen het vierkante molenhuis, de kast met maalinrichting, naar de wind gedraaid kan worden. Standerdmolens maalden meestal koren, hoewel sommige ook als oliemolen dienst deden. In Zeeland ontwikkelde zich ook een eigen type: de Zeeuwse zes- en achtkant. Het onderste bouwdeel bestond uit verticaal geplaatste houten delen, de taps toelopende vlakken daarboven werden van horizontaal geplaatste, gepotdekselde planken gemaakt. Molen De Hoop in Sint-Philipsland, de kleinste windmolen van Zeeland, is een zuiver voorbeeld van een Zeeuwse achtkant. De naamloze molen van Aagtekerke is de enige bewaard gebleven zeskant. ZEEUWS -10-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2017 | | pagina 10