Wé
Hl
hm
v\.v
"Zeeland is een molenprovincie
bij uitstek."
1
M' i'
TELOORGANG EN HERSTEL
Hoewel molens al eeuwenlang mede het Zeeuwse
landschapsbeeld bepalen, werd de hoogste
dichtheid pas rond 1890 bereikt. Vooral door de
opkomst van meelfabrieken en motoren daalde
hun aantal daarna gestaag. Hoewel de windmolens
tijdens de Tweede Wereldoorlog en direct na de
bevrijding een uitkomst voor de voedselvoorziening
bleken, zorgden het oorlogsgeweld en de daaraan
voorafgaande crisisjaren juist voor achterstallig
onderhoud, schade en verval. Vooral in de jaren
zestig kwamen veel windmolens tot stilstand en
werden sommige gesloopt. Blijkbaar brachten de
door de provincie verstrekte restauratie- en
onderhoudsgelden te weinig soelaas. Pas in de jaren
zeventig kwam aan de neergang een einde. Sinds
dien is behalve de Oranjemolen in Lewedorp geen
Zeeuwse molen meer verloren gegaan. Recent zijn
zelfs enkele stompen weer tot volledig werkende
exemplaren gerestaureerd. Desalniettemin blijft er
een zorg: het aantal vakbekwame (vrijwillige)
molenaars neemt af, de provinciale draaipremies
staan onder druk, restauratietechnieken dreigen
verloren te gaan en soms bedreigt nieuwbouw de
molenbiotoop: de wieken vangen minder wind en het
vrije zicht op zo'n majestueus bouwwerk verdwijnt.
Dankzij de gewoonlijk stevige wind en het vlakke
land is Zeeland een molenprovincie bij uitstek. De
traditionele windreuzen maken er een karakteris
tiek en onmisbaar onderdeel van uit. Dit besef en
het draagvlak voor behoud door een breed publiek
is groot. Toch is het van het grootste belang dat
de overheden, de diverse erfgoedorganisaties en
particulieren zich blijven inzetten voor behoud van
de Zeeuwse molen en de bijbehorende kennis en
deskundigheid.
J. van Dijke is monumentenwachter en M. van Dintei
adviseur cultuurhistorie en monumenten, beiden bij
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ)
Hoge bomen bij
deStadsmolen
in Hulst (1792)
beperken enigszins
de windvang.
(SCEZ, J. van Dijke)
Het merendeel van de traditionele molens
draait op vrijwilligers, vooral in de weekenden
of bij speciale gelegenheden. Voor
dergelijke bouwwerken is het van groot belang
in beweging te blijven; stilstand is hier
lettelijk achteruitgang. Ze hebben een
ingenieus overbrengingsstelsel van houten
tandwielen en raderen. Al deze onderdelen
vereisen regelmatige controle op hun
funtioneren en de aanwezigheid van hout-
aantasters, zoals boktor, houtworm en
schimmel. De Monumentenwacht in Zeeland
voert (twee)jaarijks inspecties uit. Zowel het
'gaande' (de tandwieloverbrengingen) als het
'staande'werk (behuizing) van de molen neemt
zij onder de loep. Tijdens deze beoordeling
draaien de wieken ook, om mankementen tijdig
te signaleren. Daarna stelt de Monumenten-
wacht een rapport voor de eigenaar op, dat de
onderhoudsstaat in beeld brengt en prioriteiten
aangeeft. Zo kan de eigenaar geld reserveren
voor het onderhoud en daarmee grote,
onvoorziene kosten voorkomen. Dankzij de
goede samenwerking tussen de eigenaar, de
molenaar en de Monumentenwacht is het
onderhoud en daarmee het behoud van de
Zeeuwse molen gewaarborgd.
De grondzeiler 'Buiten
Verwachting' 1874)
in Nieuw- en Sint-
Joosiand, met ken
merkende Zeeuwse
witte kleurstelling.
(SCEZ, M. van Dintei)