van Terra Maris HET OPEN DEPOT UIT iCOl Erik Speksnijder Lang geleden was ik gids op de Hoge Veluwe en liet daar een groep mensen vol enthousiasme zien hoe de natuur een dode moeflon beetje bij beetje opruimde. Eerst aten vossen en zwijnen grote delen van het kadaver op, meteen gevolgd door allerlei insecten, zoals vliegen en kevers. Het eindigde uiteindelijk met muizen die de laatste restjes bot afknaagden. Er bleef nauwelijks iets over van zo'n fors dier. Mijn toehoorders, weet ik nog goed, keken me aan alsof er een steekje bij me los zat: "Brrrr die vieze dode dieren!" Bij Terra Maris zit ik jaren later wéér in de dode dieren. Ze zien er echter vergeleken met die moeflon van toen nog springlevend uit en stinken gelukkig niet zo erg. De conservator die de dode dieren heeft opgezet, deed zijn best om alles zo natuurgetrouw mogelijk te prepareren. Ook beschermde hij ze goed tegen de opruimers in de natuur. Hij verwijderde het inwendige lichaam en verving dat door kunstschuim, houtwol en metalen draad. Alleen enkele harde delen van de poten en schedel en de gelooide huid van het dier resteren nog. Ook al is er niet veel te eten aan de opgezette dieren, desondanks liggen ook hier de opruimers in de natuur op de loer. Want in de natuur wordt alles afgebroken. Als de preparaten niet goed beschermd zijn, zijn kleermot, museumkever en gewone spekkever er als de kippen bij om ze keurig weg te knagen tot alleen de kunstmatige vulling over is. Het oude gebouw van Terra Maris is mooi, maar Het open depot, vanuit collectieoogpunt niet ideaal. Het heeft vele (Marleen Walhout) kieren waardoor schadelijke beestjes makkelijk naar binnen kunnen komen en zich er zonder moeite onopgemerkt kunnen ophouden. Dat maakt het vraatvrij houden van de preparaten niet eenvoudig. Om de collectie wat beter te beveiligen hebben we recentelijk de oude vitrinekasten op de zolder opgeknapt en zeer grondig afgedicht. Daarna is een deel van de collectie hiernaartoe verhuisd. Als het goed is, kunnen de insecten nu nauwelijks meer bij de opgezette vogels en zoogdieren komen. Veel van de mooiste en zeldzaamste preparaten staan nu dus veilig achter glas. Wij noemen deze vitrines op zolder 'het open depot'. Nog een groot voordeel van de nieuwe situatie is dat we nu goed kunnen zien of er vraat in de preparaten zit, want ieder insect valt in de (witte) vitrines goed op. Mochten we dergelijke insecten toch aantreffen, dan halen we de opgezette dieren uit die vitrine en vriezen ze geruime tijd in. Het preparaat kan daar prima tegen, maar een insect zoals de kleermot heel wat minder. Fijn is ook dat we nu weer een groot deel van de collectie aan onze bezoekers kunnen tonen. Vanwege veiligheidsregels is het niet toegestaan om alles permanent toegankelijk te maken, maar we zullen met regelmaat groepen de kans geven om onder begeleiding van een kundige medewerker of gids de collectiezaal te bezoeken. Ik kan u zo'n rondleiding beslist aanraden. Informeer er eens naar als u naar het museum gaat. Misschien wordt u ook wel enthousiast bij het zien van een dood dier?! ZEEUWS - 18-LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2017 | | pagina 22