EN
IN DE GRENSSTREEK VAN
OOST-ZEEUWS-VLAANDEREN
Bomen zijn belangrijk voor vleermuizen. Sommige soorten schuilen er overdag, andere
verblijven dan in gebouwen. Maar alle vleermuizen zijn afhankelijk van beplanting.
Als foerageergebied én als vliegroute tussen hun leefgebieden. Sinds kort vliegt daar
in Zeeland een wel heel bijzondere soort bij.
Globaal geldt dat hoe ouder een bos is, hoe meer
waarde het voor vleermuizen heeft. Een mengeling
van jonge en oude bomen van velerlei soorten levert
het beste biotoop op. De in bomen wonende soorten
in Zeeland zijn: rosse vleermuis, franjestaart, ruige
dwergvleermuis, watervleermuis, baardvleermuis,
gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis
en mopsvleermuis. De laatste is nog maar recent
terug in Nederland en wel in de Clingse bossen, na
De open bosran- een afwezigheid van vijfentwintig jaar. Het Zeeuwse
den in de Clingse Landschap is hier erg blij mee. We stemmen het
bossen zijn zeer ge- bosbeheer af op zoveel mogelijk natuurwaarden
schikt voor (mops) en dus ook op vleermuizen. De mopsvleermuis
vleermuizen, beschouwen we zelfs als een belangrijke
(C. Jacobusse) indicatorsoort.
VANUIT VLAANDEREN
In Vlaanderen komt de mopsvleermuis vanaf
2014 weer voor. Sindsdien zijn veel bossen op de
aanwezigheid van deze soort onderzocht, met
geavanceerde geluidsapparatuur, door ze te vangen
en tijdelijk te zenderen en warmtebeeldcamera's
te gebruiken. Zo is veel waardevolle informatie
verkregen over de dagverblijven en over het gebruik
van het leefgebied. Inmiddels is gebleken dat de
bossen in de grensregio Waasland-Oost Zeeuws-
Vlaanderen een belangrijk leefgebied voor deze zeer
zeldzame vleermuis zijn. We willen de komende jaren
samen met de Vlaamse onderzoekers hun leefgebied
verder in kaart brengen en met gericht beheer hun
biotoop optimaliseren.Tot op heden hebben we
nog geen kraamkolonie van de soort in Nederland
gevonden, maar hopen er wel op.
ECOLOGIE MOPSVLEERMUIS
De mopsvleermuis is middelgroot, met een korte,
stompe snuit. De oorschelpen zijn breed en de
randen zijn aan de basis vergroeid. In Europa
vertoont de soort een voorkeur voor bosgebieden
en kleinschalige, beboste landschappen met
voldoende lijnvormige landschapselementen, ruige
graslanden, oude bossen en ruigtes langs rivieren.
De bomensamenstelling zou onbelangrijk zijn.
Belangrijker is een grote variatie aan boomleeftijden
f-,:'