Het leek een nogal gewaagde onderneming toen Hans Warren in 1948, samen met
twee andere jeugdige vogelaars, de Avifauna van Zuid-Beveland in het tijdschrift Ardea
publiceerde. Reizen was destijds verre van makkelijk en de actieradius van de meeste
vogelaars was klein. HoewelHans Warren was toen 26 en hij hield al vanaf 1936
een vogeldagboek bij. Dat dagboek, dat abrupt op 12 mei 1942 ophoudt, is in 1996
uitgegeven onder de titel 'Ik ging naar de Noordnol'. Wie het leest moet wel de slotzin
van het boek beamen: het paradijs is maar een paar kilometer van huis. De samenstelling
van de vogelbevolking in Zuid-Beveland is zeventig jaar later echter wel veranderd.
I
Strandplevier.
WÊF MHME
Het accent van Hans Warrens waarnemingen lag
ongetwijfeld rond zijn woonplaats. Vlakbij zijn
ouderlijk huis lag de Kaloot, waar volgens de
Avifauna jaarlijks zo'n 100 - 125 paar strandplevieren
broedden en 50 tot 60 dwergsterns! Dat aantal
strandplevieren is ongeveer het aantal dat nu in heel
Nederland broedt. En het is al decennia geleden
dat er een dwergstern op Zuid-Beveland broedde.
Coudorpe (bij Driewegen) noemt hij als voorbeeld
van een broedplaats van de grauwe klauwier en de
twee toen bekende waarnemingen van blauwborst Grauwe klauwier.
waren allebei in de polder Borssele. Weer fronst
de hedendaagse vogelkenner de wenkbrauwen.
De grauwe klauwier, die is toch al heel lang als
broedvogel verdwenen? Met de blauwborst is het
juist andersom: daarvan hebben we in de huidige
tijd vele tientallen broedparen. Blauwborst.
ZEEUWS -19-LANDSCHAP
1