van Terra Maris
BIJZONDERE OBJECTEN UIT DE ZEEUWSE WATEREN
UIT l)£ CÜLIKTj
Erik Speksnijder
De schedel van de
lederschildpad.
(E. Speksnijder)
U kent ze vast wel, die mensen die stad en land
afreizen op zoek naar een zeldzame vogel of die
vele kilometers rijden om een bijzondere wilde
orchidee te zien. De fascinatie voor het vreemde,
het onbekende, is iets dat bij veel mensen leeft.
Dingen die je niet alle dagen ziet spreken ons
extra aan. Ze prikkelen onze fantasie en maken ons
nieuwsgierig. Voor een museum zijn opmerkelijke
objecten in de collectie vaak een belangrijke pijler
om te kunnen bestaan. Een kunstmuseum met een
speciale collectie aan schilderijen kan rekenen op
een vaste aanloop van bezoekers. Nu is Terra Maris
geen kunstmuseum, maar een natuurmuseum,
en dus willen wij graag speciale objecten uit de
natuur aan onze collectie toevoegen en aan onze
bezoekers tonen. Door de jaren heen is dit aardig
gelukt.
Alleen al de ligging aan de kust zorgde ervoor
dat we in de afgelopen jaren tal van bijzondere
zeevondsten
binnenkregen. Zo schonk een Duitse familie ons
vorig jaar een verzameling fossiele botten, gevonden
op de Walcherse stranden. Onlangs kwamen
we in het bezit van een bruine egelvis die door
medewerkers van Stichting Zeeschelp op Neeltje
Jans gevonden is. Het betreft mogelijk zelfs de eerste
vondst van deze soort voor Nederland.
Ook in het verleden kregen we tal van
bijzonderheden binnen. Eén van de meest
spectaculaire dingen vind ik de lederschildpad,
waarvan de schedel en een afgietsel van de
kop resteren. Dit dier werd in 1992 door een
ga malen kotter uit Colijnsplaat een paar mijl voor
de kust van Westkapelle opgevist. Het dier leefde
nog toen het aan dek kwam, maar stierf aan de
opgelopen verwondingen. Het reptiel was 199 kilo
zwaar en ruim twee meter lang! Je kunt je bijna niet
voorstellen dat zoiets in ons kustwater gevangen
is. Er zijn nog tal van andere zeldzame Zeeuwse
zeevondsten in onze collectie. Ik denk dan aan de
zeldzame voshaai, de grote maanvissen waarvan we
afgietsels hebben, de mooie dolfijnskeletten en de
grote zadelrob.
Over een poosje mogen we hopelijk het skelet van
de dertien meter lange potvis tentoonstellen die
afgelopen december bij Domburg aanspoelde.
U bent misschien wel gaan kijken toen het
dood tegen het paalhoofd op het strand
lag? Ik was er en vond het een boeiend,
maar tegelijkertijd ook treurig beeld.
Het dier lag er ingezakt bij en toonde
weinig meer van zijn glorie. Ook kon je
maar slecht zien dat het een tandwalvis
betrof. Ik ben dan ook erg benieuwd
hoe het skelet eruit gaat zien. Ik hoop
dat het net als vele andere preparaten
in het museum eer zal doen aan deze
imposante diersoort.
ZEEUWS -18-LAND!
De Ankerveerse dijk, ook wel als Ankeveersedijk
geschreven, ligt op Zuid-Beveland, ten noordwesten
van 's-Heer-Arendskerke, bij het gehucht Eindewege.
Aan het begin maakt de dijk een bochtige kronkel
en als je daar naar de kruin loopt, dan zie je een
rechthoekige waterpartij die aan een oude spuikom
of zelfs een haventje doet denken. Als je iets
verderop een huis met de naam 't Ouwe Veer'üüs
tegenkomt, lijken alle puzzelstukjes op hun plek
te vallen. Natuurlijk: hier vertrok het veer over de
Schenge, totdat in 1874 de Schengepolder werd
bedijkt. De Anke(r)veersedijk moet wel naar dit
veer genoemd zijn. De Perponcherpolder, die maar
zo'n vijfhonderd meter naar het oosten ligt, is al
in 1846/47 bedijkt, dus na die tijd zal hier zeker
geen veerpont meer gevaren hebben. Graafje
nog wat verder in de historie, dan blijkt dat de
naam Ankervere al in de veertiende eeuw (1395)
gebezigd werd en daarmee valt het puzzeltje dat
eerst zo eenvoudig leek weer aan duigen. Wat
wel heel duidelijk is, is dat de dijk is aangelegd als
zeedijk langs de Schenge. Dat kun je onder meer
zien aan de steilte van de taluds: aan de vroegere
landzijde (zuidkant) is het talud veel steiler dan aan
de toenmalige zeezijde. Zo werden zeedijken alle
eeuwen door vormgegeven.
Genoeg over de historie; het wordt tijd om naar de
flora en fauna te kijken. De Ankerveersedijk staat
bekend als een bloemdijk en planten als kruisdistel,
wilde marjolein, ijzerhard, aardaker en glad walstra Voorjaar op de
onderstrepen die status. Ze groeien vooral op het AnkeveerseDijk.
zuidelijke talud, waar in het voorjaar de temperatuur
gunstig is voor warmte minnende soorten die
kenmerkend zijn voor de dijken. Tegelijk moet
helaas gezegd worden dat de status van het gebied
als bloemdijk echter flink onder druk staat. Dat is
te wijten aan de stikstof, die met de neerslag op
hetdijktalud neerkomt. Stikstof minnende planten
als bramen en brandnetels spinnen garen bij deze
meststof en verdringen soorten die kenmerkend
zijn voor de bloemdijken. Dat is een proces dat zich
langzaam over een reeks van jaren voltrekt en pas
ten volle in het oog springt als je floragegevens van
bijvoorbeeld dertig jaar geleden met die van nu
vergelijkt. Dan is het echt schrikken. De dagvlinders,
wilde bijen, zweefvliegen en andere insecten die
de bloemdijkplanten bezoeken gaan navenant
achteruit.
Het is een hele uitdaging om de natuurwaarden
van zo'n onder druk staande bloemdijk in stand te
houden. Als organisatie gaan we daar natuurlijk voor.
Maar zolang er niet wezenlijk iets aan de uitstoot
van bemestende stoffen gedaan wordt, blijft het een
beetje dweilen met de kraan open
C. Jacobusse is hoofd ecologie en kwaliteitszorg van
stichting Het Zeeuwse Landschap
ZEEUWS -19-LANDSCHAP