jftslanüP
Onze vogelbevolking verandert met de seizo ?ren. Nu het voorjaar wordt trekken onze wintergasten weer
naar het noorden. Waar ze heengaan en hoe hun reis rerkt is heel verschillend. Op deze pagina's een
aantal voorbeelden van wintergasten. Hun fotit's staan op de plaatsen waar ze broeden.
Groenland
8aremszzêe
Tekst en foto's: Chief Jatobusse
IJsland
ROODBORST
Het roodborstje is bij de meeste Zeeuwen vooral bekend als een
vaste gast in de wintertuin. Daar verdedigt deze insecteneter zijn
winterterritorium met ongekende felheid tegen soortgenoten.
Soms valt de vogel zelfs zijn eigen spiegelbeeld aan (Roodborstje
tikt tegen 't raam). Grote kans dat ons tuinvogeltje in de zomer
niet verder trekt dan de Veluwe of het zuiden van Scandinavië.
Sterker nog: ook in Zeeland broeden wel roodborsten, maar dat
doen ze slechts mondjesmaat in bossen en parklandschappen.
In de winter trekken onze eigen broedvogels een paar honderd
kilometer zuidwaarts en worden ze bij ons vervangen door veel
grotere aantallen uit het noorden.
Jerland
ROTGANS
Rotganzen verblijven hier bijna het hele jaar. Ze arriveren in
september en pas ver in mei vertrekken de laatste groepen naar het
broedgebied in West- en Midden-Siberië. Ze zijn zó kort afwezig, dat
men vroeger dacht dat het onmogelijk was dat ze in de beperkte
tijd dat ze hier niet waren de complete voortplantingscyclus
elders konden volbrengen. Zo ontstond het verhaal dat jonge
brandgansjes geboren werden uit in zee levende eendenmossels.
De wetenschappelijke naam Branta bernida (Eendenmosselgans)
herinnert aan dat volksgeloof.
Litouwen
VELDUIL
Het is nog geen halve eeuw geleden dat
velduilen ieder jaar in Zeeland broedend te
vinden waren. Ook waren ze destijds talrijk als
wintergast. Dat is allebei nogal veranderd. De
velduil trekt zich, waarschijnlijk onder invloed
van het klimaat, terug naar het noorden en
broedt hier hooguit nog incidenteel.Toch hoef
je voor zomerse velduilen niet ver noordwaarts
te reizen, want tot nu toe weet de soort op
de Waddeneilanden als jaarlijkse broedvogel
nog steeds stand te houden. Het aantal in de
winter is afhankelijk van het voedselaanbod
in Scandinavië. Als er daar weinig kleine
knaagdieren zijn, of als die door sneeuwval
onbereikbaar zijn, kan het aantal velduilen in
onze omgeving soms flink oplopen.
C. Jacobusse is hoofd ecologie en kwaliteitszorg
van stichting Het Zeeuwse Landschap
Palen ^WfÉRuslanri
KOPERWIEK
Een achteloze voorbijganger zal de
koperwiek makkelijk verslijten voor een
zanglijster, waaraan deze in Scandinavië
broedende soort nauw verwant is.
Maar iets beter kijken levert al snel
een paar opvallende verschillen op:
de koperwiek heeft een prominente
gele oogstreep en op de flanken, op de
overgang tussen buikveren en vleugels,
zijn aan weerskanten roestrode vlekken
zichtbaar. Het aantal overwinterende
koperwieken varieert van jaar tot jaar.
De winter 2017/2018 was een echte
koperwiekenwinter en wie in de tuin wat
bessen of rottend fruit had, kon ze thuis
volop bewonderen.
N v Mcomc Zer
KANOETSTRANDLOPER
Van de Kanoetstrandloper komen in Nederland twee
ondersoorten voor. De ene broedt in Siberië, en is
hier alleen als doortrekker in het voor-en najaar te
vinden. De tweede ondersoort is hier gedurende
het hele winterhalfjaar aanwezig. Die overwinteraars
zijn broedvogels van Canada en Groenland.
Kanoetstrandlopers komen algemeen voor langs de
zoute Deltawateren. Ze zijn goed te herkennen door
het voor een strandloper vrij forse formaat en aan
hun groengele poten.
:W4Tld
ZEEUWS - 6 LANDSCHAP
HBUV^7 - LANpSCHAP