LEPELAARS FLOREREN
Gemeten naar hedendaagse maatstaven hielden onze voorouders er nogal barbaarse
methoden op na als het gaat om de omgang met vogels. Zij zagen deze vooral als consumptie
artikel. Zo was het een wijdverbreide praktijk om in reigerkolonies zo hard aan de takken
van de nestbomen te schudden dat de jongen naar beneden tuimelden. Dat gebeurde op
het moment dat ze bijna volwassen waren, maar nog niet konden vliegen. Een makkelijke
jachtbuit! Niet alleen reigers, maar ook aalscholvers en lepelaars stonden aan dergelijke
praktijken bloot. Ook in Zeeland. Zo is er een melding uit 1534 van een kolonie kwakken,
blauwe reigers en lepelaars bij Sint Kruis waar veel eieren en jongen'geoogst'werden.
Tekst en foto's: Chiel Jacobusse
Rond het begin van de vorige eeuw waren er plannen
om het Naardermeer, een belangrijk broedgebied
voor reigers en lepelaars, tot een grote vuilnisbelt voor
de gemeente Amsterdam om te vormen. Er rezen felle
protesten en uiteindelijk is het gebied aangekocht
en tot natuurreservaat bestemd. Sindsdien is
de lepelaar in Nederland een symbool voor de
natuurbescherming, en prijkte vele jaren in het logo
van Vogelbescherming.
ENIGE NOORDWEST-EUROPESE POPULATIE
Nederland was trots en zuinig op zijn lepelaars. Niet
zonder reden. De Nederlandse populatie was de enige
in Noordwest-Europa: de dichtstbijzijnde kolonie
bevond zich in Oostenrijk, bij de Neusiedlersee. Maar
de positie van de lepelaar was niet onbedreigd.
Waterverontreiniging met pesticiden en allerlei gevaren
tijdens de jaarlijkse trek naar Afrika maakten dat er in
de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw sprake
VISETERS OPTREK
Lepelaars zijn viseters die vooral veel stekelbaarzen
vangen. Dat doen ze door op een karakteristieke
manier met de snavel in ondiep water heen en weer te
maaien. In Zeeland vangen ze niet alleen stekelbaarzen,
maar ook veel garnalen. Ze vissen in polderslootjes
en ondiepe plassen, maar ook buitendijks zijn ze op
ondiepe plaatsen vaak foeragerend te vinden. Daar
kun je soms het vissen in groepen waarnemen. Als
een lepelaar een rijke voedselbron ontdekt heeft, dan
merken soortgenoten dat snel op. Door in linie te vissen
kunnen ze waarschijnlijk meer prooien bemachtigen
dan individueel. Lepelaars trekken in de winter weg
naar Afrika. We zijn van hun trekbewegingen heel goed
op de hoogte, omdat er erg veel lepelaars in de loop der
jaren van een kleurring voorzien zijn. Langs de Europese
was van een kwakkelende populatie van rond de
honderdvijftig paren. Maar toen kwam de vos. Door
de toename van deze rover kwam de belangrijkste
Nederlandse kolonie, in het Naardermeer, flink onder
drukte staan. Vogel-beschermend Nederland was in
rep en roer! De lepelaars'spatten'alle kanten op en op
diverse plaatsen kwamen er nieuwe kolonies tot stand.
Toen kregen de lepelaars echter de wind mee! Ze
vestigden zich op de Waddeneilanden, waar geen
vossen voorkomen en ook al snel in het
Deltagebied. De eerste vestiging in het
zuidwesten van Nederland was
in 1990 bij het Quackjeswater op
Voorne, waar de kolonie toen twintig
paren telde. Al snel daarna volgden
vestigingen in het Krammer-Volkerak, het Markiezaat,
het Veerse Meer en het Sloe. Lepelaars zoeken het
gezelschap op van andere kolonievogels en in de
Delta broeden ze vooral in de nabijheid en daarmee
de bescherming van zilvermeeuwen. Zo kwamen er
in de terreinen die Het Zeeuwse Landschap beheert
onder meer vestigingen op Neeltje Jans, op de Hooge
Platen en in Saeftinghe, naast de ongeveer honderd
broedparen tellende kolonie in het Krammer-Volkerak.
Niet altijd was zo'n vestiging een blijvend succes. Soms
bleef het bij één enkele broedpoging.
kustlijn trekken ze naar de Coto de
Donana in Spanje en van daaruit
naar Senegal en de roemruchte
Banc d'Arguin in Mauritanië
(West-Afrika). Jonge vogels die
naar Afrika trekken komen
pas na drie tot vijfjaar terug
naar Nederland om te
Het aantal lepelaars is inmiddels explosief gestegen.
In de afgelopen jaren is het aantal broedparen in
Nederland opgelopen tot boven de drieduizend.
Dankzij deze oplopende aantallen zijn er nu ook
kolonies in Duitsland, Denemarken, Engeland en
Frankrijk. Deze sterke toename van lepelaars is des te
belangrijker omdat het deze soort in andere Europese
broedgebieden, in onder andere Spanje, Roemenië
en Oekraïne, helemaal niet zo voor de wind gaat.
Nederland neemt in Europa nog steeds - of opnieuw
- een sleutelpositie in voor deze aansprekende vogel.
De Zeeuwse Delta doet dapper mee!
C. Jacobusse is hoofd ecologie en kwaliteitszorg van
stichting Het Zeeuwse Landschap
de Nederlandse winters trotseren óf alle
gevaren langs de trekroute, zoals droogte
en bejaging, riskeren. Kennelijk loont het om
in Nederland te blijven, want het aantal
overwinteraars stijgt geleidelijk. Het gaat
vooral om jonge exemplaren, want vogels
die de trek éénmaal een keer gewaagd
hebben blijven dat hun leven lang volhouden.
toenemend aantal dat
gewoon in onze omgeving blijft
overwinteren. Het is een kwestie van
Er is echter een
ZEEUWS-8-LANDSCHAP