van Terra Maris
COLLECTIEWERK: STRIJD TEGEN VERVAL
UIT DE COLLECTIE
Tekst en foto: Erik Speksnijder
Een natuurhistorische collectie blijft niet eeuwig
goed. Alle natuurlijke materialen zullen vroeg
of laat uiteindelijk vergaan. Ons museum is
gevestigd in een fraai historisch gebouw, maar
dit brengt wel met zich mee dat het gebouw
collectietechnisch-gezien 'lek' is. Overal kunnen
insecten eenvoudig binnendringen en een
schuilplaats vinden tussen de oude balken of het
dakbeschot. Ook zorgt het zeeaquarium voor een
constante, hoge luchtvochtigheid, wat eigenlijk
niet ideaal is. Onder andere vraatinsecten,
schimmels, licht en vocht kunnen de collectie
aantasten. We proberen het verval zo lang
mogelijk uit te stellen door alle organismen die
graag helpen bij het afbreken van de collectie
zoveel mogelijk te weren.
Vraatinsect;zéér In de afgelopen maanden zijn twee
ongewenst in het collectiemedewerkers aan de slag gegaan
Open Depot, op ons'Open Depot'. Hier staat een groot
deel van onze opgezette vogels uitgestald in
vitrines. Deze uitstalkasten zijn afgesloten en
alle naden zijn rondom afgekit. In de zaal staat
een luchtontvochtiger en in de vitrines liggen
vochtvreters. Zo houden we het vochtgehalte
binnen de norm, zodat schimmels geen kans krijgen
om te groeien. Ook staat er voor het raam een
uv-insectenlamp die de mogelijke (vraat)insecten
doodt die de zaal binnen weten te komen. Tot slot
ligt er Roxasect in de kasten om de vraatinsecten,
in combinatie met de afdichtingen, buiten te
houden en te doden als ze toch naar binnen weten
te komen.
Ondanks alle maatregelen lukt het een vraatinsect
soms toch een vitrine binnen te komen. Dit kan
gebeuren als een vitrine even geopend wordt of
een object tijdelijk een andere locatie krijgt, maar
soms ook omdat het vrijwel ondoenlijk is om een
vitrine 100% insectendicht te krijgen. Zo kan een
museumkever zijn eitjes afzetten naast een naadje
van het glas of hout, waar de piepkleine larven
die uit de eitjes komen toch een gaatje vinden om
binnen te komen. Daarom hebben we de afgelopen
maanden alle opgezette vogels uit de kasten
gehaald en stuk voor stuk nagekeken.
Als we een vermoeden hadden van vraat -
wanneer er bijvoorbeeld een pophuidje van een
museumkever zichtbaar was - hebben we de vogel
gemarkeerd. Deze hebben we vervolgens enige tijd
ingevroren, om eventuele larven of kevers in het
opgezette dier te doden.
We doen op collectiegebied ons best om te
roeien met de riemen die we hebben, maar
of dit voldoende is? In april zijn we door het
Museumregister getoetst. Hierbij werd er onder
andere ook gekeken of we goed met onze collectie
omgaan. Alle aspecten zijn doorgelicht en de
uiteindelijke conclusie was dat we inderdaad goede
roeiers zijn. Het collectiewerk pakken we, ondanks
alle beperkingen van het gebouw, goed aan.
Dat was een opluchting.
ZEEUWS-18-LANDSCHAP