Het opsporen van patronen in de verspreiding van planten en dieren is één van de
boeiendste aspecten van de veidbioiogie. Het in kaart brengen van een soort is maar
een eerste stap. Daarna begint de boeiende speurtocht naar de vraag waarom de
verspreiding van een soort is zoals hij is.
door Chiel Jacobusse
Kruisdistel.
(C. Jacobusse)
KRUISDISTEL
Natuurlijk is réizen en transport door mensen van alle
tijden. Maar de afstanden waren tot voor kort veel
ZEEUWS-2
Noordse woelmuis.
(C. Jacobusse)
Soms ligt het aan de bodemgesteldheid of aan het
microklimaat. Maar er kunnen ook historische factoren
spelen, ook al zijn die - zeker in deze tijd van snelle
veranderingen - veelal tijdelijk van aard. Alle reden
om enkele voorbeelden van historisch bepaalde
verspreidingspatronen onder de loep te nemen.
NOORDSE WOELMUIS
De noordse woelmuis is misschien wel de
bekendste soort als het gaat om historisch bepaalde
verspreidingspatronen. Op de Zeeuwse eilanden
was het vaak de enige woelmuis. Maar met de bouw
van bruggen en de aanleg van dammen werd de
noordse woelmuis verdrongen door concurrenten
als veldmuis en aardmuis. Alleen in de natste
terreinen met een niet al te intensieve begrazing
weet de soort zich tot nu toe te handhaven.
Daarmee biedt deze muis een ideaal voorbeeld
van de grote schaduwzijde van het opdoemen van
nieuwe soorten: het gaat bijna zonder uitzondering
ten koste van inheemse soorten
beperkter. Van veel dijkplanten is bekend dat de
zaden getransporteerd werden door rondreizende
schaapskudden. Maar de actieradius van die
kudden was natuurlijk beperkt. Daardoor had iedere
regio zijn eigen, typische dijkplanten. Een goed
voorbeeld is de kruisdistel. In de met bloemdijken
zo rijk gezegende Zak van Zuid-Beveland kwam
deze soort nooit voor, evenmin als in de rest van de
Westerschelde-regio. Maar rond de Oosterschelde