en rondom het Zwin was en is de kruisdistel op elke bloemdijk te vinden. Bijvoorbeeld op de Wallen van Retranchement en in de Noord-Bevelandse inlagen. ROTGANS Er is nog een soort waarvan de verspreiding in de stroomgebieden van de Westerschelde en de Oosterschelde zo duidelijk verschilt. Dat is de rotgans, die rondom Grevelingen en Oosterschelde heel talrijk voorkomt, maar in het stroomgebied van de Westerschelde uitgesproken schaars is. Tot ongeveer een eeuw geleden leefden rotganzen vrijwel volledig op een menu van zeegras; een zoutwaterplant die in het stroomgebied van de Oosterschelde in heel veel Zeeuwse polders, die een uitbundige groei van bomen en struiken onmogelijk maakten. Door landinrichting en ruilverkavelingsprojecten verdween het brakke karakter en bovendien werden veel dorpsbosjes en soms uitgebreidere boscomplexen als het Poelbos aangeplant. Bossoorten konden zich vanuit oude boskernen in de Zeeuws-Vlaamse grensstreek naar de rest van de provincie uitbreiden. Dat betreft niet alleen planten en vogels: ook insecten laten veel veranderingen zien. Een mooi voorbeeld is de roodbaardroofvlieg; een uitgesproken bossoort die tot circa 1980 alleen in de grensstreek bij Hulst voorkwam. Nu komt de soort overal in kleine bosjes voor. Planten en dieren reizen graag als verstekeling mee met mensen en zo telt onze levende have steeds meer Amerikaanse, Aziatische, Afrikaanse en Australische soorten. Onvermijdelijk verliest de flora en fauna daarmee een stukje streekeigen karakter. Dat is jammer. Want in het algemeen zijn het niet de kritische en bijzondere soorten die hun leefgebied weten uitte breiden, maar juist de'ubiquisten'; zeg maar de allemansvrienden. Met de globalisering gaat dus ook iets van de in flora en fauna leesbare streekgeschiedenis verloren. C. Jacobusse is hoofd ecologie en kwaliteitszorg van stichting Het Zeeuwse Landschap Rotgans. (C. Jacobusse) Speenkruid. (M. Klootwijk) Roodbaardroofvlieg. (C. Jacobusse) SPEENKRUID Toen eindjaren zeventig de toenmalige Provinciale Planologische Dienst de flora van Walcheren in kaart bracht, werd in verreweg het grootste deel van het eiland geen speenkruid aangetroffen. Dat was wel een beetje verwonderlijk voor een lahdschap dat zo rijk is aan bossen en hagen. Een analyse van de vondsten maakte duidelijk dat speenkruid alleen maar groeide op plekken die tijdens de inundatie van Walcheren (1944) gevrijwaard waren van overstroming. Dat was 35 jaar na dato nog duidelijk zichtbaar in de plantengroei. Wel breidde het speenkruid zich uit en en was zo bezig zijn historische groeiplaatsen over heel Walcheren te heroveren. Waarschijnlijk is het toenmalige patroon inmiddels allang verdwenen. Onze flora en fauna veranderen in ras tempo. Ook in dat opzicht slaat de globalisering keihard toe. enorme velden voorkwam. Het zeegras is door diverse oorzaken vrijwel verdwenen, maar het verspreidingspatroon van de rotgans is - ondanks de overschakeling op wintertarwe en graszaad - in grote lijnen gelijk gebleven. Het is ook bekend dat ganzen soms extreem traditioneel zijn in de keuze van hun winterse foerageergebieden. BOSSOORTEN Planten en dieren van bossen en struwelen waren in Zeeland altijd beperkt in hun verspreiding. Zo waren nu talrijke vogels als de heggenmus en de tjiftjaf op de Bevelanden tot het midden van de twintigste eeuw uitgesproken schaars. Het zal zeker te maken gehad hebben met het brakke tot zilte karakter van |21 - LANDSCHAP

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2019 | | pagina 21