njjayo^&y
cöv fa&dOxoJo
Tekst: Carolien van de Kreeke
Illustraties: Herman Nauta, hermannauta.nl
Wannes en Keetje lopen over het wandelpad, naar een grote plas. Het is best ver, al vinden ze dat
niet erg. Want ze hebben gehoord dat daar vaak een lepelaar te zien is. Wat zouden ze die graag eens
bekijken. "Niet meer praten, hè Keetje!", zegt Wannes. Keetje knikt. Ze hebben afgesproken om te
zwijgen als ze bijna bij de plas zijn. Want lepelaars zijn best een beetje schuw.
De laatste meters sluipen Wannes en Keetje op hun
knieën. Ze kruipen achter een bosje, zodat ze vanaf
de plas niet te zien zijn. Daarna kruipen ze heel
voorzichtig door het bosje, ze kunnen de plas al
zien. Zonder iets te zeggen kijken ze elkaar blij aan.
Daar staat een lepelaar! Met zijn lange poten staat
de vogel in het water. Hij heeft een glanzend wit
verenkleed, met een gele vlek op de borst.
Ook aan het einde van de zwarte snavel zit een gele
vlek. Met die snavel is wel wat bijzonders aan de
hand. Want die is aan het einde breed en plat, met
een soort ronding. Daar heeft de vogel dan ook zijn
naam aan te danken: lepelaar! Wannes en Keetje
zien dat hij daarmee heen en weer door het water
beweegt. Met de binnenkant van de snavel voelt de
vogel of er iets lekkers in de lepel terechtkomt. Ja
hoor; ineens gooit hij zijn kop naar boven.
Door de verrekijker ziet Wannes dat een visje vanuit
het einde van de snavel in de keel van de lepelaar
valt. Wannes en Keetje blijven een hele tijd kijken.
Wat een mooi gezicht!
ZEEUWS - 22 - LANDSCHAP