van Terra Maris
PLATTE OESTER
KLEIN MAAR FIJN
DE OESTERPUT
j|»
Tekst en foto: Erik Speksnijder
De strenge winters in de jaren zestig en de
introductie van met oesterziekte besmette
platte oesters uit Frankrijk gaven de kwijnende
restpopulatie het laatste duwtje. De soort
verdween vrijwel uit het gehele kustgebied. Alleen
in de Grevelingen wist het schelpdier stand te
houden. Inmiddels gloort er echter weer wat hoop.
In de Grevelingen doet de platte oester het goed
en in de afgelopen jaren zijn op een paar plekken
voor onze kust - bij de Brouwersdam en ten oosten
van Texel - weer kleine platte-oesterbanken
aangetroffen. Ook lopen er in ons land en de
landen rondom ons proeven om deze riffen weer
blijvend terug te krijgen.
Veel mensen zullen de platte oester niet meer
kennen, maar vermoedelijk wel de grillig
gevormde Japanse oester, ook wel creuse
genaamd. Na het toeslaan van de oesterziekte
onder de platte oesters is deze niet voor die ziekte
vatbare, exotische soort hier geïntroduceerd.
Inmiddels bedekt deze grote delen van onze
zoute oeverzones en bedreigt met zijn scherpe
schelpranden op tal van plekken het zwemgenot
van mensen. Maar ook deze succesvolle exoot
staat inmiddels onder druk, dankzij de komst
van twee exotische roofslakken - de Japanse
stekelhoorn en de Amerikaanse oesterboorder - én
een herpesvirus. Gelukkig lijkt dit virus de platte
oester vooralsnog te ontzien.
De platte oester in onze collectie is waarschijnlijk
een zeer oud exemplaar, want de soort kan niet
veel groter dan tweeëntwintig centimeter worden.
In een bewaarde emailwisseling met Naturalis
staat dat de schelp mogelijk vele tientallen
jaren oud is. Ook oppert dat instituut de leeftijd
heel nauwkeurig te bepalen door de schelp
doormidden te zagen. De binnenste groeilijnen
worden dan zichtbaar, waarmee de leeftijd exact
vast te stellen is. Dit is gelukkig nooit gedaan,
zodat de schelp nu nog in volle glorie in onze
collectie aanwezig is.
In de collectie van Terra Maris bevindt zich
een platte oester waarvan de herkomst helaas
onbekend is. Deze platte oester is ongebruikelijk
groot, wel eenentwintig centimeter lang, en
bestaat uit twee kleppen. Eén daarvan, de bolle,
is door een boorspons aangetast. De laatste is een
gelige zeespons die door het afscheiden van een
zuur gangen maakt in poreuze stenen of schelpen.
De platte klep is gaaf en duidelijk voorzien van
groeilijnen.
De platte oester was vroeger een algemene
verschijning. In de negentiende eeuw lagen er
zelfs vermoedelijk vele tienduizenden hectares
aan (platte-)oesterbanken als riffen voor onze kust.
Volgens wetenschappers bedekten deze maar
liefst twintig procent van de Noordzeebodem.
Door overbevissing in de afgelopen eeuw
verdwenen deze banken echter in rap tempo.
Door Hein Vermin
De Oesterput deelt met alle andere inlagen van
Noord-Beveland een interessante geschiedenis.
Inlagen - op Noord-Beveland ook wel kupen
genoemd - zijn ontstaan als antwoord op dreigende
dijkdoorbraken. Hierdoor is de noordkust van
dit eiland in de afgelopen eeuwen veelvuldig
veranderd. In 1881 was er een dijkval en werd een
inlaagdijk aangelegd. Zodoende ontstond er een
kom, die tot 1888 als oesterput is geëxploiteerd.
Vervolgens is deze plek omgevormd tot
landbouwhaven: één van de zeven bietenhavens
op Noord-Beveland. Vanaf eind negentiende eeuw
floreerde op dit eiland de suikerbietenteelt, wat
de Noord-Bevelanders de bijnaam'Peelanders'
opleverde. De bietenhaven heeft tot begin jaren '80
dienst gedaan, waarna het gebied in het bezit van
Het Zeeuwse Landschap kwam.
De Oesterput bestaat uit een buiten- en
binnendijks deel. Beide zijn erg verschillend qua
natuurwaarden. Zo staat Oesterput-buitendijks (de
bietenhaven) onder invloed van eb en vloed en
heeft een zeer mooie schorrenvegetatie.
Het schor en de slikken fungeren als foerageer-
gebied en hoogwatervluchtplaats voor onder
andere kluten, scholeksters, steenlopers, wulpen en
rosse grutto's. Aan de buitenranden van de dijken
groeien typische vloedmerkplanten, zoals gele
hoornpapaver, zeekool en zeealsem.
Oesterput-binnendijks is een traditionele inlaag,
omringd door dijken. Grond uit de inlaag is
gebruikt voor die dijken; hierdoor is het water vrij
diep. Toch ligt dit deel ruim boven NAP, waardoor
het water er zoet is. In het midden van de plas is
een vogeleiland gerealiseerd, dat erg in trek is bij
verschillende kustbroedvogels. Jaarlijks broeden
hier meer dan 100 paartjes. Zo kwamen er in 2019
96 paar kokmeeuwen en 24 paar visdieven tot
broeden. In de rietkragen broedt geregeld een
bruine kiekendief.
Qua beheer richt Het Zeeuwse Landschap
zich vooral op toezicht en het informeren
van bezoekers. Zo is er een natuurentree
(informatiepunt) waar u even lekker uit kunt
waaien en genieten van het schitterende uitzicht
op de Oosterschelde. De vegetaties hebben
in principe geen beheer nodig. Wel wordt het
broedeiland 1 a 2 keer per jaar schoongemaakt,
zodat het niet dichtgroeit. De broedvogels
verlangen namelijk een goed uitzicht, zodat ze
rovers snel kunnen signaleren.
H. Vermin is terreinbeheerder Bevelanden Phiiipsland
van stichting Het Zeeuwse Landschap
ÜITUPrrj ipr/j?
De gave, platte
klep van de platte
oester.
Het buitendijkse
deel van de
Oesterput.
(M. Klootwijk)