Klimaatverandering heeft grote gevolgen voor de natuur. Ons klimaat wordt grilliger
en warmer en dat heeft sterke effecten op de flora en fauna. Ook aan onze vogelstand
gaan die niet voorbij. In dit artikel zes portretjes van vogels die op het veranderende
klimaat reageren. Zowel soorten die profiteren, als soorten die nadeel ondervinden.
Het gaat om de meest uiteenlopende soorten en families.
Door Marcel Klootwijk en Chiel Jacobusse
6-LANDSCHAP
Zwartkopmeeuw.
(M. Klootwijk)
Kleine zilverreiger.
(C. Jacobusse)
Kleine zilverreiger
Deze soort is terug van weggeweest. Aan het einde
van de negentiende eeuw verdween de kleine
zilverreiger als broedvogel uit Nederland. Door het
doden van de vogels omwille van hun sierveren.
Dat waren gezochte attributen voor dameshoeden
en dat werd de kleine zilverreiger fataal. Sinds het
laatste kwart van de vorige eeuw namen kleine
zilverreigers weer toe en hun areaal breidde zich
uit. Eerst keerden ze als zeldzame gast, maar
inmiddels als jaarlijkse broedvogel, bij ons terug.
Het verging de grote zilverreiger trouwens precies
hetzelfde. Wat voor beide soorten zeker meehielp,
is het ontstaan van grootschalige moerassen, zoals
de Oostvaardersplassen, de Blauwe Kamer en in
onze regio het Krammer-Volkerak.
Grutto
De grutto is de icoon van de Nederlandse natuur.
Ooit broedde 80% van de wereldpopulatie in
ons land. Maar door de intensivering van de
landbouw gaat het de soort heel slecht in ons
land. De stand is de laatste decennia minstens
gehalveerd. De klimaatverandering versterkt
zijn problemen zeer. Veel vogels broeden eerder,
nu we warmere voorjaren hebben. De grutto
doet dat echter niet. Omdat het gras door de
klimaatverandering al eerder groeit, zijn grutto's
nog kwetsbaarder geworden voor uitmaaien en
vertrapping van de legsels. Daar komt nog bij dat
veel weidevogelgebieden in de droge lentes van
de laatste jaren totaal uitdrogen, waarbij slikkige
oevers en plassen zo hard als beton worden. Daar
kan de grutto met zijn lange, tamelijk kwetsbare
snavel niet goed foerageren. De teloorgang van de
Nederlandse gruttostand gaat gelijk op met een
sterke toename van de IJslandse grutto's.
Het zwaartepunt van de verspreiding ligt niet
langer bij ons, maar op IJsland, al gaat het daar wel
om een andere ondersoort.
Smient
De klimaatverandering beïnvloedt niet alleen
broedvogels, maar ook wintergasten. Bijvoorbeeld
de smient, één van de talrijkste bij ons
overwinterende eenden. Hun broedgebied ligt in
het hoge noorden, vanaf Scandinavië tot Midden-
Siberië. De smienten bevolken vanouds met vele
duizenden onze open polders in het winterhalfjaar.
Maar hun aantal krimpt steeds verder. Dat komt
niet zozeer doordat de wereldpopulatie kleiner
wordt, al zijn daar wel aanwijzingen voor.
De krimp wordt vooral veroorzaakt daar een
toename van smienten die nu dankzij de zachtere
winters noordelijker overwinteren.
Zwartkopmeeuw
Deze mediterrane meeuwensoort is niet meer
weg te denken uit Zeeland. Met zijn hagelwitte
verschijning en miauwende roep is het een
opvallende verschijning. Het eerste broedgeval in
Nederland was in 1933. Vanaf de jaren negentig
kreeg de soort vaste grond onder de voet in de
Delta. Daarna namen de aantallen enorm toe
tot bijna drieduizend broedparen in 2019.
Ze broeden in kolonies, tezamen met kokmeeuwen.
In maart en april voeren ze verkenningsvluchten
uit om zich in mei te vestigen. Deze vestigingen
zijn erg spectaculair: in een korte tijd kunnen
ze een kolonie met tientallen paren bezetten.
Doordat hun jongen zich bij verstoring diep in
de vegetatie verstoppen, zijn ze minder gevoelig
voor predatie. Ze zijn daarom in een gemengde
kolonie vaak succesvoller dan de kokmeeuwen.
In de Delta broeden bijna alle zwartkopmeeuwen
in natuurontwikkelingsgebieden. Het blijven
ontwikkelen van (nieuwe) natuurgebieden is dan
ook van groot belang voor deze soort.
ZEEUWS
Cetti's zanger Grutto.
Deze onopvallende rietvogel laat zich moeilijk (C. Jacobusse)
zien, maar des te beter horen. Hij heeft de hardste
en meest explosieve zang van veel Zeeuwse
rietkragen. Ze laten zich het hele jaar door horen,
ook wanneer het verder heel stil is in de winter.
Ook deze soort is van origine mediterraan;
de vogel heeft zijn areaal de afgelopen tientallen
jaren noordwaarts uitgebreid. De eerste cetti's
zanger werd pas in 1968 in Nederland gezien en
in 1973 broedde hij er voor het eerst. Het eerste
Zeeuwse broedgeval was in 1974 in Canisvliet
bij Westdorpe en in 1978 broedden er al dertig
paren in Zeeuws-Vlaanderen. In de strenge winter
van 1978/1979 bleven er maar vier paartjes over.
Door het uitblijven van strenge winters na 2003
nam de soort weer toe en nu zijn er ongeveer
honderdvijftig territoria in Zeeland.
Bonte kraai
Dit is de grijs-zwarte tegenhanger van 'onze'
zwarte kraai. In Nederland is de soort een echte
wintervogel, afkomstig uit Noord-Europa. Begin
twintigste eeuw moeten er tienduizenden in ons
land hebben overwinterd, maar al na 1940 namen
de aantallen sterk af. Ook in Zeeland waren er in
het verleden veel meer bonte kraaien. Ze zaten veel
langs het Veerse Meer, op de stranden en op akkers.
Tegenwoordig worden er's winters maar één tot
drie exemplaren gemeld en soms zelfs geeneen.
Het nagenoeg verdwijnen hangt sterk samen met
de milder wordende winters en de afname van het
broedareaal in Noord-Europa.
M. Klootwijk is medewerker communicatie en
C. Jacobusse senior projectleider van stichting Bonte kraai.
Het Zeeuwse Landschap (M. Klootwijk)