ODE AAN HET Ad Beenhakker Jan Arends: Gezicht Als het aan toeristisch Nederland ligt gaat 2021 de boeken in als jaar waarin het overhetviakeop thema 'Ode aan het Nederlandse landschap' centraal staat. Om de aandacht te vestigen op de eigenheid en veelzijdigheid van het landschap en het feit dat het eeuwenlang een inspiratiebron vormde voor allerlei vormen van kunst. Ad H911. Beenhakker laat zien hoe ook het Zeeuwse landschap kunstschilders wist te inspireren. Rammekens. Zeeuws Archief. Zelandia lllustrata Theodoor Verstraete: Lente in Schore. Museum voor Schone Kunsten, Doornik. Enige tijd geleden heeft Het Zeeuwse Landschap (nu met een grote "L") een mooi boekje uitgegeven, "Uit de kunst", waarin getoond wordt hoe de Zeeuwse kunstschilders het landschap zien. Daar komt hetzelfde beeld-naar voren: ruimte, lucht, water en land. Dit beeld heeft heel wat kunstenaars geïnspireerd. Toch is dat niet altijd zo geweest. Toen in de zeventiende eeuw Hollandse schilders als Jan van Goyen en Jacob van Ruisdael het Hollandse polderland introkken, hadden hun Zeeuwse collega's, en blijkbaar ook hun klanten, hier nog niet veel belangstelling voor: ze zagen liever gezichten Als we ons een voorstelling maken van het Zeeuwse landschap (met een kleine "I") denken we vooral aan een grote ruimte: enorme wolkenluchten boven een vlak polderland, met weidse vruchtbare akkers, brede wateren, duinen en strand, kreken en dijken. In Zeeland moetje de horizon kunnen zien. op de mooie Zeeuwse steden met hun schepen en havens. Dat het eigen landschap is ontdekt, komt vooral door kunstenaars van buiten de provincie, die gefascineerd raakten door wat ze in Zeeland te zien kregen. Daarom laten we hier wat voorbeelden zien van het werk van deze "butendiekers", die onze provincie binnenkwamen en zich verwonderden. Wat trok hun aandacht, wat vonden zij mooi? Jan Arends (1738-1805) kwam omstreeks 1770 uit Dordrecht naar Walcheren om er tekeningen te maken van de buitenplaatsen, die hier toen op hun hoogtepunt waren. Hij verdiende er een goede boterham mee, maar die strakke tuinen met hun kaarsrechte lanen zijn toch een beetje braaf en saai. Gelukkig heeft hij ook een paar uitstapjes gemaakt naar de Zeeuwse stromen, en daar ontdekte hij de ruimte: brede wateren met silhouetten van stadjes aan een verre horizon onder een mooie wolkenlucht, zoals dit gezicht op Rammekens. Hij heeft er duidelijk van genoten. Helaas is dit uitzicht nu grotendeels verdwenen: op de achtergrond zie je nu de kerncentrale en de industrie van het Sloegebied. Zeeland was voor de meeste Hollandse en Vlaamse kunstenaars lange tijd een onbekend en moeilijk bereikbaar gebied. Je kon er immers alleen komen via een lange en oncomfortabele reis per zeilschip. Dit veranderde in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de Zeeuwse spoorlijn werd aangelegd en er geregelde stoomboten gingen varen van Antwerpen en Middelburg naar Dordrecht en Rotterdam. De Antwerpse schilder Theodoor Verstraete (1850-1907), die gespecialiseerd was in het Kempische boerenleven, is tijdens een reis van Antwerpen naar Dordrecht een keer in Hansweert afgestapt. In het nabijgelegen dorpje Schore ontdekte hij een ware idylle: een Zeeuwse boerderij met een zwartgeteerde schuur en een huisweitje met vruchtbomen. Met een paar jonge vrouwen en een klein meisje in klederdracht, die in de wei aan het bloemen plukken waren onder de bloeiende bomen was het sprookje compleet. De schilder heeft het zelf ook wel een beetje mooier gemaakt dan het waarschijnlijk was. Je ziet een Zeeuwse boerin in haar goeie goed niet zomaar madeliefjes plukken in de wei. Ze zal het eerder als "vuulte" hebben gezien. Maar een sprookje is het wel. Domburg werd na de aanleg van de spoorlijn naar Middelburg de eerste Zeeuwse badplaats. De bekende dokter Mezger, die met zijn massagetherapie een deftig publiek trok, had daar een groot aandeel in. Eén van zijn jaarlijkse klanten was generaal Drabbe, en die nodigde in 1888 de toen al bekende schilder JanToorop (1858-1928) uit om ook naar Domburg te komen. Het beviel de schilder zo goed, dat hij vrijwel elke zomer naar Domburg terugkeerde. Hij vond er veel inspiratie: de zee, het strandleven, en vooral de boerenbevolking. Toorop was altijd bezig en tekende talloze kleine schetsjes op briefkaartformaat, die hij graag als geschenk weggaf. Een duinmeertje in de Manteling, waarschijnlijk de Prinsenvijver bij Oostkapelle, inspireerde hem tot een feest van kleur en zonlicht, neergezet in kleine toetsen van zuivere kleur.Toorop nodigde op zijn beurt andere kunstenaars uit om naar Walcheren te komen en organiseerde jaarlijkse tentoonstellingen in een klein houten gebouwtje. Het huidige Museum Marie Tak van Poortvliet is daar een kopie van. Ook Britse kunstenaars wisten de weg naar Zeeland te vinden. Ze volgden daarbij dikwijls een vaste route: met de boot kwamen ze aan in Oostende en reisden dan verder via Brugge naar Dordrecht, twee steden die bij onze overburen erg geliefd waren. De route liep dan steevast over Middelburg, waar je de stoomboot naar Dordt kon nemen. Onderweg kon je dan nog uitstappen in Veere of Zierikzee. Arthur Briscoe (1873-1943) had echter een eigen zeiljacht, waarmee hij ook vaak op de Zeeuwse stromen voer. Hij bekeek het land dus vooral vanaf het water. Een mooi voorbeeld is zijn ets "Zaand Creek" (Nederlandse namen zijn altijd een beetje moeilijk voor Engelsen). Bij de Oranjeplaat (nu in het Veerse Meer) liggen twee hoogaarzen voor anker. Op de achtergrond zien we links het welbekende silhouet van Veere en rechts een boerderij in de Spieringpolder op Noord-Beveland. Briscoe maakte vooral etsen, die dikwijls het harde leven van de bemanning van de grote zeilschepen tot onderwerp hadden. Maar hier is hij op vakantie en geniet van de ruimte en de scheepjes. Jan Toorop: Meertje bij Domburg. Particuliere collectie. UL^n' j_ ^mjnTurp. Ulfiilftr f,inüJtii ZEEUWSE LANDSCHAP ZEEUWS-8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2021 | | pagina 5