BÜEKBESPREKXNG HOOGBTAMVRUCHTBOMEN beschreven doer; 3.M. Brand Uitgegeven door; Stichting LGNL te utrecht Verkrijgbaar door overmaken van t iè op giro 4252780 o.v.v, de Hf=i Over fruit is reeds het nodige geschrev/en» Daar wil schrijver dezes weinig aan toevoegen maar liever de aandacht vestigen op een boekje van J TI Brand: Hoogstamvruchtbomen over geschiedenis, onderhoud en nieuwe aanplant van hoogstamvruchtbomen in produktieboomgaardenin huis- en boerenboomgaarden, in kasteel- en kloostertuinen, op buitenplaatsen en langs wegen en waterlopen» BOOMVOKMEN (appel) 3a; Het boekje vult een pijnlijke leegte op. Het name voor al diegenen die vruchtbomen willen aanplanten en die niet in hun keuze beperkt willen worden tot louter de moderne rassen. Aan alle particuliere tuinbezittersgemeenten, buitenplaatsbeheerders en boeren dus, heeft dit boekje heel wat te zeggen. Het geeft een zeer goed en bruikbaar inzicht hoe men het alom zo gewaardeerde "oude" fruit weer terug kan krijgen in zijn omgeving. Uie koestert niet de herinnering aan de smaak van een heerlijke oude appel als 'Zigeunerin'of van een Haagdenpeer. De moderne Goudreinet is ook een 'oudje' met een verleden dat teruggaat tot 1750, zij het dan wel als hoogstam. Naast nieuwe aanplant zal herstel van oude boomgaarden regelmatig aan de orde zijn. Eigenlijk is dit werk, waarvoor men een sn^eicursus gevolgd moet hebben. In Zeeland verzorgt 5LZ dergelijke cursussen. Het is bijzonder leerzaam om dit mee te maken. Speciaal v/oor wie met achterstallig onderhoud te maken krijgt. Soms komt er een zo onwaarschijnlijke vracht snoei hout uit een boom d.a.t men het zonder voorkennis voor mishandeling zou houden. En toch: "snoei geeft groei". Het boekje van J.H. Brand geeft allereerst een beeld van de geschiedenis van fruit. Deze gaat terug tot de Romeinse tijd .Zij waren het die via veldtochten de fruitteelt over Europa, verspreidden. Van Karei de Grote is bekend dat hij voorschriften gaf over het beheer van fruit bomen op zijn landerijen. Behalve in handen van edelen kwam fruit voor binnen de ommuring van het klooster. In de 12e eeuw werden veel kloosters gesticht, waarbij de bestaande kloosters fruitbomen schonken aan de nieuwe. Zeeland kent in 1271 al een gilde van fruyteniersen is de rest van Nederland dan voor. In de 15e eeuw hebben diverse steden een appelmarkt waar het fruit blijkbaar een eigen plaats innam. Als de handel in fruit in de 16e eeuw toeneemt worden meer boomgaarden in gras aangeplant, waarbij beweiding mogelijk is. De stamhoogte was daarom 1.80 tot 2.25 m. Veel steden en dorpen waren toen omringd, door tuinderijen en boomgaarden. Bij stads uitbreidingen verdwenen de boomgaarden meer naar h e t platteland. De leivormen (zoals van peer en perzik) zijn in het klooster ontstaan. Het gebruik van anciere onderstammen maakte kleine boomvormen mogelijkDoor snoeien, buigen en aanbinden ontstonden leivormen als espalier, een kandelaber met twee tot negen armen. Deze intensieve teelt werd Bijna volvormd enkel palmet. 20 ULiLUi IOMETER iometb«R ©piETETR 170CT1 jé- LAAGSTAM (SP'O 250cn 5-60 cn HOOGVTAM HALFSTAM LAAGSTAM (STRUIK)

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1988 | | pagina 11