btidrtiVtin in het- specifieke m i i i e u
van de ommuurde kloostertuinen
Het intensief behandelen van
fruit werd later ook toegepast o
buitenplaatsen. Voorbeelden van
buitenplaatsen met lei vormen in
alle maten en soorten zijn
"De Aalshorst" in Dalfsen
(schuine snoeren, palmetten,
waaiervormen en verschi1 lende
vormen vo11ewinds1eibomenen
verder "Queekhoven" te Breukelen
en "Huis te Manpad" te Heemstede
s1angemuur Ui t de kenn i s van
r i j ke burgers en geeste 1 i j khe i cl.
on tu i kke1de zich in de 19e eeuw
de 'pomologie', de kennis van de
frui trassen
Behalve in de industrie vond er in cte ïye eeuw
een krachtige ontwikkeling plaats in de
landbouw. In Zeeland kwam de boerenhofboomgaard
het eerst in zwang. Na '1840 werd deze gewoonte
ook elders overgenomen. Door de landbouwcrisis
eind '19e eeuw schakelden velen over op het
kweken van fruit. Het gevolg hiervan was dat
bijvoorbeeld het landschap rond steden en dorpen
in Zuid-Limburg voornamelijk bepaald werd door
hoogstarnboomgaarden
De intensieve laagstamteelt, zoals we die nu
kennen, ontstond na de Tweede Uere1 door 1ogIn
nieuwe boomgaarden naru deze spi 1 vorm een
dominante plaats in. Ook in bestaande
boomgaarden verving men arbeid door kapitaal.
Rooipremierege1ingen in 1953 en 1957 in
Nederland en in 1968 in de gehele EEG hadden tot
gevolg dat de hoogstamboomgaard zeldzaam werd.
Maar niet alleen dat, ook het sortiment
verschraalde danig. Smaak en variatie maakten
plaats voor bewaarVjaarheic! en geschiktheid voor
transport
21
Kandlaber met
4 takken.
Langs wegen en dijken zette men voorheen ook
fruitbomen; op overboeken eveneens. Veelal
stonden er late winterrassen (bewaarfruit)Op
de Bloemdijken in de Zak van Zuid-Beveland wordt
momenteel weer fruit geplant, onder meer noten
en kroosjespruimenVanouds bestond er binding
tussen bewoning en vruchtbomen, doordat de oude
ontginningsbases tevens geschikt waren voor
fruitteelt (stroomruggen en beekdalen). Zo lag
oude bebouwing vaak in het groen. De overgang
tussen stad en land werd verzacht door
boomgaarden. Er was een overgang van intensief
naar extensief beleefde ruimte. De hagen en
uindsingels waren in vroeger dagen bedoeld om
vee te weren. Zij waren niet noodzakelijkerwijs
hoog. Hoogstambomen hoeven alleen in hun jeugd
beschermd te worden tegen windworp. Moderne
boomvormen moeten echter beschut staan en worden
beschermd door singels van hoogopgaande
populier, els of wilg.
Het boekje
"Hoogstamvr uchtbornen gaat
voorts in op de genetische
betekenis van oude soorten.
Het geeft tabellen met het
appel- en perensortiment van
1920 tot 1930 per provincie.
Ook de ecologische waarde
komt op een interessante
manier aan de orde. De revue
passeren bijzondere planten,
hagen, padde- stoelen,
zoogdieren en vogels.
22
i