westelijk deel aan de oppervlakte komt» De ondergrond van het gebied bestaat voornamelijk uit zand» In het gebied komen door spontane duinvorming flinke hoogteverschillen voor» Al deze kenmerken van het gebied, het zoet- vochtige en zandige karakter, de hoogte verschillen en het achterwege blijven van enige vorm van beheer hebben een plantengroei doen ontstaan bestaande uit verschillende vegetati etypen Dit zijn een duinstruweel, duingrasland en duinva11ei-vegetatietypeEen spontaan struweel langs de binnenduinrandzoals dat in dit gebied voorkomt, wordt voornamelijk gedomineerd door duindoorn, de kenmerkende struik in kalkrijke duinen» Naast de duindoorn bestaat het struweel o»a. uit vlier, meidoorn, liguster, hondsroos en eg1 ant i er In de meer vochtige voedselarme gedeeltes komt opslag van wilg voor» Door het uitblijven van een maaibeheer wordt de vegetatie op de meest vochtige delen gedomineerd door riet» In potentie horen deze vochtige delen van de Groese Duintjes tot het duinval lei-typeDit blijkt o»a» uit het voorkomen in de riet-velden van planten als rietorchis en waternavel Echt duingrasland is in het gebied niet te vinden» Uel komen kenmerkende soorten van dit vegetatietype, zoals echt walstro en duinruit voor langs de zuiddijk en op de open plekken in het struweel Duinvegetaties en met name het duinva11eitype zijn in ekologisch opzicht bijzonder 4 waardevolDuingebieden zijn in internationaal opzicht zeldzame landschapstypen en door allerlei aktiviteiten in het duingebied zoals de drinkwaterwinning en ontginning zijn vochtige duinvalleien nog zeldzamer geworden» Vooral het dichte struweel zorgt er voor dat het gebied nestgelegenheid biedt voor veel zangvogelsoorten» Interessante soorten daarbij zijn nachtegaal, sprinkhaan- rietzanger, braamsluiper en ransuil» Van de broedvogels staat de grasmus op de lijst van met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende soorten, opgesteld op 28 november 1985 door de Minister van Landbouw en Visserij» Daarnaast strijken in winter- en trektijd veel vogels neer in het struweel om voedsel en rust te zoeken» Het gebied ligt op een gestuwde trekroute, waardoor er meer vogels zijn aan te treffen dan in vergelijkbare gebieden in het binnenland» Ook vogelsoorten die regelmatig proberen hun broedgebied naar het noorden te verleggen gebruiken een gebied als de Groese Duintjes als steunpunt» Een voorbeeld hiervan is de cettiszangerdie zich t»o»v» de rest van het land hier snel vestigde en er het langst stand hield» Het rietmoeras trekt ook speciale vogelsoorten aan» Hierin broeden de kleine karekiet en de bosrietzanger In het riet slapen 's-winters regelmatig blauwe kiekendieven Ctot 8 exemplaren) en in het struweel roesten ransuilen Ctot 12 exemplaren). 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1988 | | pagina 4