Karakteristiek van het gebied en de bossen: Het gebied is sterk heuvelachtig met afwisseling door weilanden en akkers* Het ïïoerbeekse bos ligt op een heuveltop en daalt naar het zuiden af naar het Dal van de Mark* Het bos herbergt een zeer rijke stinzenf1ora Hen kan er 3 bostypen tegenkomen: A. de topheilingen bestaan uit beukenbossen. B. Halverwege de hellingen vinden we vooral gemengd bos met ondermeer Haagbeuk als hoofdhoutsoort Het grondwater komt hier op talrijke plaatsen aan de oppervlakte (soort bronmi1ieus) C. Onderaan de hellingen vinden we de echte vochtige bossen met Els, die echter veelal door monocultures van Populier zijn vervangen Bodemgeste 1dhe i d De bodem is opgebouwd uit laagjes klei, leem en zand, die elkaar afwisselen. Het zijn dus vooral vochtige bossen, hetgeen tijdens de excursie wel bleek: de paden waren veelal modderpoe1en Bespreking kruidlaag: De bespreking van de flora is niet volgens vegetatiekundige maatstaven, maar er is gekozen voor de gevolgde route. 1. De top van de hellingen: Deze bestaan voornamelijk uit Beuk. Omdat de 12 beuken in vergelijking met de andere bomen laat in blad komen, zullen hier dus zeer veel stinzenplanten voorkomen. - Ui 1de hyacinth De hellingen zagen blauw van dit bolgewas - Ruige veldbies 2. Halverwege de hellingen: Hier vinden we een overgang van beukenbos waarin de Haagbeuk de rol van hoofdhoutsoort gaat overnemen. De volgende planten werden ondermeer aangetroffen - Kleine maagdenpalm - Grote gele dovenetel - Uitte klaverzuring - Lievevrouwbedstro - Bosanemoon - Daslook - Narcis 3. Halverwege de hellingen sloegen we een pad in dat naar een bronmilieu leidde. In karresporen die in feite poeltjes waren, schijnt de Kamsa1amander te gedijen. Hier vonden we o.a. - Boswederik - Heksenkruid - Zenegroen - Uolfspoot - Bittere pinksterbloem In het echte brongedeelte werden enkele zeer bijzondere vondsten gedaan: (als struiklaag 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Landschapsbeheer Zeeland - de Boom in | 1989 | | pagina 8